dinsdag 2 september 2014

Ka d’r oudste gaat op kamp

Scoren hoor, met zo'n stoere tas op kamp...
Mijn oudste gaat op kamp. Voor het eerst van zijn leven. Wij zijn niet zo van het logeren en elders slapen. Ik vind het uiterst aangenaam die kippetjes een beetje onder mijn vleugels te houden. En nergens slaap je zo lekker dan in je eigen bed. Toch?
Maar goed. Hij gaat een nachtje in de bossen slapen. Met zijn gappies uit de klas. De Man heeft zich opgeworpen als hulp-vader. Een overnachtende hulp-vader zelfs. Zowel voor mijn oudste als voor mij is dat een enorme geruststelling. Want zo’n hulpeloos leuk kind moet je zo min mogelijk blootstellen aan de gevaren van de grote boze buitenwereld. Toch? Mijn oudste denkt daar heel anders over. Als ik m drie dagen voordat ie op kamp gaat s ochtends stevig omhels en in zijn oor tetter dat ik m ga missen, kijkt hij me vrolijk aan. “Mahaam. Ik ga maar een nachtje weg.” Oh ja. Maar toch.

Mijn kleinste kippetje kan niet wachten tot zijn grote broer vertrekt. Eindelijk het rijk en mij voor zichzelf. Geen ruzie over de televisie, op welk plekje op de bank hij kan zitten. Stralend wrijft ie in zijn kleine handjes.

Op de ochtend van vertrek is het er wat stress. Want ik moet zijn tas nog inpakken. Een zaklantaarn? Zaklantaarn. Ja. Waar is die gebleven? Op het lijstje staat ook: regenpak. Een regenpak? Hebben we niet. Bovendien is het schitterend weer. Hopsa, streep door het regenpak. We gaan de weergoden niet verzoeken natuurlijk. Als laatste staat er op het lijstje, in hoofdletters en talloze uitroeptekens: vergeet je knuffel niet!!!!!!
Otis. Aangenaam.
Ik loop naar zijn nog warme bed en pak Otis. Wie? Otis. Otis is een olifant. Toen mijn oudste werd geboren, kreeg hij een kleine Otis. Als ras ontdekte ik dat er ook grote exemplaren waren. Doodsbang dat ie zijn favoriete knuffel kwijt zou raken, kocht ik vier grote Otissen. In onze kast ligt dus een roedel van die grijze gasten. Otis en mijn oudste zijn onafscheidelijk. Soms gaat ie vreemd met een andere superheld, maar altijd, altijd keert ie terug naar zijn beste en oudste vriendje Otis. Ik pak het grijze beest vast. Hij ruikt naar mijn oudste. Voorzichtig leg ik m op de stapel die mee moet naar kamp.

Het instructieboekje.

Ik pak het lijstje er weer bij. Geen geld, matig snoep, staat er. Ik graai een zak uitdeelzakjes snoep uit de la en gooi het op de stapel. Kan mijn oudste vrienden maken daar in de bossen. Ik check de lijst. Alles heb ik, alles is er. Waar ga ik deze stapel in doen. Een tas. Een tas. Welke tas? Ik stel mijn oudste voor het in zijn eigen tas, die leuke met dat grappige poppetje erop, te proppen. Hij trekt zijn wenkbrauw op en kijkt me aan of ik niet goed ben geworden. “Mahaam. Dat is een tas voor baby’s.” Oh ja. Baby’s. Nee natuurlijk. 

Eindelijk, eindelijk is het zover. Mijn oudste schuift naast De Man in de auto. Met op zijn schoot mijn hippe knaloranje Puma-sporttas. In combinatie met de zak uitdeelsnoep voorzie ik een gouden kamp voor mijn bonkie. En zo hoort het ook.

Doei sweetie, veel plezier!