zaterdag 28 december 2013

Ka speelt De Slimste Mens

Ik kan nooit iets met mate doen. Ik heb vijftien jaar gerookt, en rookte werkelijk alles waar rook uitkwam. En de héle dag. Ik werd wakker en het eerste dat ik deed, was een peuk opsteken en de laatste voordat ik naar bed ging, was een van mijn favorieten. Zo’n negen jaar geleden ben ik per ongeluk gestopt. Ik was op vakantie, had een dag niet gerookt en dacht: ‘nou misschien moet ik er dan maar een punt achter zetten’. Ik deed dat. Mijn omgeving dacht dat ik zwanger was, want waarom zou ik, verstokte roker, ‘zomaar’ stoppen met roken?! Ik haalde mijn schouders op, had veel meer lucht en kleur op mijn gezicht, en zeven jaar nadat ik stopte, werd mijn oudste geboren. Ik bedoel maar.

Er volgde vele verslavingen… van drop tot sport, van frisse lucht tot bittere chocola. Gelukkig kan ik er weer een aan mijn lijstje toevoegen: De slimste mens-app. De slimste mens. Een televisieprogramma van NCRV. In de zomer was het een kijkcijferkanon en dus dachten de makers van het spelletje: ‘hopsa, dat doen we nog een keer, maar dan in de winter. DeWereldDraaitDoor houdt een winterstop, wij vullen dat gat’. Ik hou er zo van. Dagelijks zit ik aan de buis gekluisterd en schreeuw voornamelijk de goede antwoorden naar de flatscreen.

Ik veerde op toen Philip Freriks vertelde dat ik, kijkbuisvriend, thuis ook het spel kon spelen. Door een app te downloaden. Dat deed ik. En god, had ik dat maar nooit gedaan. Ik kan nu de hele dag door spelen tegen andere ‘slimmeriken’ of ‘vrienden’. Dus dat doe ik ook. Ik schreeuw tegen mijn boenders als ze het in hun hoofd halen mij iets te vragen, terwijl ik verbanden tussen 16 woorden moet leggen, dat ze zelf moeten nadenken. Ik erger me dood als ik de was uit de wasmachine moet halen terwijl ik net aan het winnen ben van Lolly113. Ben_niet_slim10 heb ik al tien keer in de pan gehakt, maar hij blijft maar om revanche vragen. Prima, dombo, kom maar op. Retefanatiek tik de juiste antwoorden op mijn iPhone. Mijn vingers schieten in de kramp, mijn nek kan ik niet meer draaien. Maar, hola, daar is Elliesnellie1966 die me uitdaagt. Niet doen Elliesnellie, ik vreet je op met huid en haar. Enfin. De Man, die zelf zo’n 23 uur per dag aan Hay Day, een virtuele boerderij, besteedt, vroeg zich af wat ik aan het doen was. Ik heb hem gewaarschuwd. Doe het niet. Download in godsnaam die app niet….

Ik ben er verdorie hartstikke druk mee, met dat spelletje.


Er zijn maar weinig mensen in ons gezin, die naar mij luisteren en dus spelen De Man en ik sinds vandaag regelmatig tegen elkaar De Slimste Mens. Vooralsnog win ik van hem, maar dat komt omdat ik het zo vaak heb gespeeld, dat dezelfde vragen voorbij komen. Makkie. Al twee keer heb ik op het punt gestaan, de app te verwijderen, voorgoed. Telkens als ik een poging waag, zeurt Ben_niet_slim10 om revanche. Kan ik niet weerstaan. En zo ga ik vrolijk verder met het spel. Omdat het zo lekker voor mijn algemene ontwikkeling is. Maar goed dat ik niet meer rook, want De slimste mens-app is niet te combineren met een sigaret. Wel met chocola overigens… 

De aanstichter van al het kwaad: Philip F.

Meer blogs lezen? Ga dan naar www.damespraatjes.nl daar staat elke twee weken een verse blog van mij! 

dinsdag 24 december 2013

Ka heeft kerststress


Aaaarrgghhhh. Kerststress.

“He, lekker, morgen Kerst”, wrijft De Man in zijn handen. Lekker? Lekker?! Ik heb het druk. De kerststress giert door mijn lijf. Het is half elf ’s avonds en als een zot hang ik nog snel een was op. Hoef ik dat morgen, op kerstdag niet te doen. Kerstavond, zo leert mijn geschiedenistraditie, vieren wij. Gezegend met twee Duitse oma’s, is daar geen ontkomen aan. In Duitsland is Kerstavond de belangrijkste avond. Punt uit. Vierden we vroeger deze feestelijke avond bij mijn ouders, nu heb ik het stokje overgenomen en komt de familie bij ons. Mijn boenders hebben er zin in. Willen hun cadeautjes vast uitpakken. “Ik krijg toch wel een vriendenboekje?”, zeurt mijn kleinste al dagen.

Om half zes gaat mijn wekker. Ik spring uit bed. Por de grootste en de kleinste wakker. Slaperig sjokken ze van de trap. Ik stamp een boterham in die kereltjes, kleed ze aan, zet ze in de auto en geef gas. Ik mag ze afzwiepen bij opa en oma. Een verademing. Want nog al je kerstboodschappen doen met die twee om je heen is voor niemand leuk. Normaal gesproken negeer ik ze in de Appie als ze slidings in de gangpaden maken, de supermarkttelevisie saboteren en hard schreeuwen, maar vandaag ben ik bang dat ik het niet aankan. Binnen een uur heb ik alle boodschappen binnen. Ik kom thuis, ruim de boodschappen op en krijg het benauwd. Zijn dit wel genoeg sperziebonen voor iedereen? Nee! Natuurlijk niet! Ik trek mijn jas aan, hol naar de buurtsuper en haal nog wat sperziebonen erbij. En een pakje Croma. Voor je kan niet weten. Ik kom via de voordeur binnen, loop in een rechte lijn naar de keukendeur en spring op mijn fiets. De laatste cadeautjes moet ik nog hebben. Ook vind ik dat ik een zwart blazertje nodig heb en dat mijn wenkbrauwen een zootje zijn.

Het is druk in de winkels. Ik bump vervelende mensen opzij, zoek naar een blazertje. Het zweet staat op mijn voorhoofd. Waarom? Waarom moet ik nu een zwart blazertje? Oké. Geen zwart blazertje, maar mijn wenkbrauwen moeten wel. Nu! Ik bel mijn schoonheidsspecialiste. Ze neemt niet op. Ik roei mijn cadeautjes binnen, gooi een twee-euromunt in de ketel van het Leger des Heils om mijn geweten te sussen. “Gezegend kerstfeest”, roept de heilsoldaat me nog na. Ik steek mijn hand op. Met een volle boodschappentas loop ik een superchique beautysalon binnen en vraag of iemand mijn wenkbrauwen nu kan fatsoeneren. Ik hoor zelf hoe gehaast ik praat en denk aan mijn coach. Ademen. Ademen. Adem! De dolfijnenmuziek die ik op de achtergrond hoor werkt niet mee om mijn hartslag te laten dalen. Maar als ik eenmaal lig, het meisje zorgvuldig mijn wenkbrauwen plukt, word ik rustig. Ik overzie de kerstchaos opeens. Kan mij het. Het wenkbrauwen-epilerende-meisje kwaakt tegen me aan. “Hoe verzin je het? Albert Heijn is gewoon open op tweede kerstdag. Zielig hoor, voor dat personeel.” Ik schiet overeind. “Serieus?! Zijn ze open?” In mijn hoofd jubelt een kerstkoor, komt de kerstman ho-ho-ho-roepend voorbij en kijken engeltjes mijn sereen aan.

Ik ben gered. Ik hoef slechts na te denken over twee kerstdagen. En donderdag, donderdag kunnen mijn boenders gewoon weer een sliding maken door de gangpaden van Appie, de supermarkttelevisie saboteren en heel hard schreeuwen. Mij krijgen ze niet gek.


Happy Christmas!

Meer blogs lezen? Ga dan naar www.damespraatjes.nl daar staat elke twee weken een verse blog van mij!

zaterdag 21 december 2013

Ka verbreekt een wereldrecord


Een, twee, drie, vier.... hoedje van, hoedje van.

Ik ben nooit zo te porren voor grote-groeps-dingen. Een themafeest? Mij doe je er geen lol mee. Ik voel me hoogst ongemakkelijk. Wat moet ik in godsnaam aan? En waarom?! Zodra ik verplicht ‘leuk’ of ‘origineel’ moet doen, haak ik af. Carnaval. Ook zo iets. Mijn moeder verkleedde me jarenlang als Roodkapje. Mandje aan mijn arm met daarin knoertharde broodjes en miniflesjes alcohol op een vrolijk rood wit-geblokt servetje. Dat had ze goed bedacht. Er liep steevast één aangeschoten kleuter de polonaise en dat was ik dan. Het is nooit meer goed gekomen.

Gisteren zag ik met mijn mannen de show van Disney on Ice. Geheel onvoorbereid werd mij, en de meer dan tweeduizend andere bezoekers gevraagd, of ik wilde meedoen aan een record. Ik zuchtte diep. Weer een groepsding. Samen met krant Kidsweek en de sterren van Disney on Ice was het de bedoeling dat ik, en al die anderen, het wereldrecord ‘Meeste mensen met een papieren hoedje op’ te verbreken. Met hoedjes gevouwen van een speciale editie van Kidsweek. Mijn krantenhart maakte een sprongetje. Dat was leuk. Maar om nou met een hoedje op te gaan zitten, dat had ik ’s ochtends toen ik opstond ook niet gedacht.

Na afloop van de Disney on Ice presents World of Fantasy-show moest het gebeuren, dat wereldrecord -dat stond op 2.065 mensen met een papieren hoedje op-, verbreken.
De Man had al vier hoedjes gevouwen. Toen het niet hoefde, hadden mijn boenders dat hoedje op. Toen het erop aan kwam, moest ik praten als Brugman om te zorgen dat ze die hoedjes op hun hoofd te zetten. Dat was hard werken. Want ze moesten ook nog eens vijf minuten dat ding ophouden en mochten er niet aanzitten. Het zweet liep onder mijn krantenmuts vandaan. Hoe gênant zou het zijn als het wereldrecord net niet werd gehaald omdat een van mijn boenders er de brui aan gaf?

Het waren de vijf langste minuten uit mijn leven so far. Vijf minuten bij de tandarts, vijf minuten in een ziekenhuis… het verbleekte allemaal bij deze vijf minuten in de Brabanthallen. Het record werd scherp in de gaten gehouden door een official van het Guiness World Records. De Schot, Mark McGuinley keek rond, werd geholpen door assistenten en ik kreeg jeuk op mijn hoofd. Mijn boenders namen het record uiteindelijk zeer serieus. De laatste tien seconden van die vijf minuten waren killing. We telden af. En jaaa! We hadden vijf minuten voor joker gezeten, maar wel mooi een wereldrecord gevestigd. Mijn kleinste jengelde om een prijs, dat had ie immers wel verdiend zo had ie besloten.

Echt blij kon ik m niet maken met de vermelding in het Guiness Book of Records. Dat was een soort van dooie mus.

De Schot Mark McGuinley neemt zijn taak uiterst serieus.

Yeah! Record verbroken! TinkerBell en speaker Mario (rechts) zijn uitzinnig.

Mark McGuinley en Jacqueline Ancona van Kidsweek zijn gelukkig. Intens gelukkig.


Meer blogs lezen? Ga dan naar www.damespraatjes.nl daar staat elke twee weken een verse blog van mij! En deze week mijn blog over de show Disney On Ice presents Worlds of Fantasy.


dinsdag 17 december 2013

Ka in het zorghotel

Ik klop op de deur. Als ik binnenstap zonder een antwoord af te wachten, veert ze op, mijn oude buurvrouw. Geopereerd en wel. Ze is nu aan het bijkomen in een zorghotel. “Ach, wat leuk dat je langskomt. Een cadeautje? Voor mij? Dat had je toch niet moeten doen?” Ze grist het papier eraf en legt mijn doosje bonbons op de stapel andere bonbons. Ik ben niet de enige die denkt dat het een goed idee is die bloedsuikerspiegel van d’r op stang te jagen.

“Wat een toestand hè? Lag ik maandag helemaal klaar voor de operatie, was het te druk in de operatiekamer. Nou jaaa. Wilden ze me weer naar huis sturen”, schudt mijn oude buuf hard haar hoofd. Ze heeft een Milka-reep gebroken en schuift mij een beduimeld stuk toe. “Maar het was allemaal superinteressant in het ziekenhuis hoor. Ik was daar nog nooit geweest. Ik keek mijn ogen uit. Ik kreeg het dus voor mekaar dat ik nog een nachtje kon blijven en niet naar huis hoefde. Ja, Bets blijft me natuurlijk niet heen en weer rijden.” Nee, Bets is gekke Gerritje niet. “Nou, dus dinsdag was ik aan de beurt. Werd ik met bed en al naar beneden gereden. Ik maar om me heen kijken, dus zegt die aardige broeder ‘zal ik uw hoofdsteun wat hoger zetten, dan kunt u beter loeren’. Nee hoor doe geen moeite, zeg ik tegen die broeder, ik heb geen bril op, ik zie toch niets. Die broeder moest zo hard lachen, dat ie tegen de muur aanreed.” Haar schoudertjes lachen mee.

Ik vraag haar of ze zenuwachtig was voor de operatie. “Welnee joh. Ik was juist heel kalm. Ik denk dat ik daardoor ook bijna geen pijn heb gehad.” Het heeft vooral geen zin daar tegenin te gaan. “Fijn. Was je helemaal onder narcose?” Ze kijkt me aan of ik niet goed bij mijn hoofd ben. “Welnee, ik kreeg een ruggenprik en ik zou een roesje krijgen. Ik werd de operatiekamer ingereden, mooi daar, moooi! De chirurg gaf me een hand en ze vroeg aan de anesthesist of ik geen roesje moest. De man keek me onderzoekend aan, tuitte zijn lippen, gaf me een knipoog en antwoordde ‘nee’. Kon ik er mooi bijblijven.” Mijn bewondering voor dit oude mensje groeit per minuut. Als ik het ziekenhuis inloop krijg ik al de kriebels. En als ik wat moet laten doen, val ik bij de gedachte alleen al zo ongeveer flauw. “De chirurg schraapte alles uit mijn blaas weg met ja, met wat? Het leek wel zo’n ding dat je ook in de tuin gebruikt.” Wonderlijk vindt ze vooral dat ze zag dat haar benen omhoog lagen, terwijl ze niet wist dat ze dat hadden gedaan.

“En nu zit ik hier. Over tien dagen krijg ik de uitslag. Voorlopig mag ik in dit zorghotel blijven. Heerlijk. Ik slaap me gek. Ik lijk wel een marmot. Ben zo moe. Mijn broer zei dat ik een beetje moet toneelspelen en net moet doen alsof ik het heel zwaar heb. Dan kan ik mooi wat langer blijven. Vandaar dat ik met een rollator loop. Heb ik niet nodig, maar staat wel interessant”, fluistert ze, bang dat het zorghotelpersoneel haar ontmaskert. Dat ze voor elke dag die ze in dit zorghotel doorbrengt veel geld moet betalen, vergeet ze voor het gemak.


We sloffen naar beneden, naar het restaurant. Voor de tweede keer vandaag veert mijn buuf op. “Kijk, daar komt Bets aan.” Ah. De chauffeuse. Bets geeft me een knokige hand. Haar wenkbrauwen zijn net even te donker geverfd, haar gezicht behoorlijk gerimpeld. Ik haal koffie voor Bets. Kakelend zitten de oudjes aan tafel, Bets met haar vinger in haar oor, omdat haar oorapparaat piept. “Ik durf ‘m niet uit te doen, ik heb geen doosje bij me”, zegt ze. Mijn oude buuf lacht. Ze pakt mijn hand. “Ik ben van plan om hier nog wel twee weken te blijven, wil jij dan op mijn huis passen? Of belast ik je dan teveel?” Ik grijns. Ik zwaai ter afscheid. En steek mijn duim op als mijn oude buuf vraagt hoe het met haar kerstster gaat…

Heb ik groene vingers of niet? De kerstster van de buuf staat er toch prachtig bij?!

Meer blogs lezen? Ga dan naar www.damespraatjes.nl daar staat elke twee weken een verse blog van mij!

maandag 9 december 2013

Ka schrikt van het nieuws

Mijn buurvrouw van bijna 80 jaar moet naar het ziekenhuis. “Ik heb wat bloed in mijn urine. Ik denk een steentje in mijn blaas”, haalt ze haar schouders op. Ik hoop het maar.

Gisteren had ze het onderzoek. ’s Avonds bel ik bij haar aan, benieuwd naar de uitslag. “Nou, ik moest dus naar dokter Wamink en hij vertelde mij dat het niet goed was”, verhaalt ze emotieloos. “Hij liet mij de foto zien. Kind, het zag er prachtig uit. Het leken wel van die weelderige zeeanemonen. Ik heb altijd van die mooie dingen. Toen ik staar had, zag ik prachtige kleuren. Maar goed. De dokter zei dat het voor 90 procent zeker kwaadaardig is. Ik hoor bij die tien procent die mazzel heeft. Lijkt me logisch”, besluit mijn oude buuf. “Je hebt dus waarschijnlijk kanker”, vraag ik haar recht op de man af. Hard gaat haar telefoon. “Oh, god, even opnemen hoor”, terwijl ze naar de rinkelende telefoon gaat, laat ze een wind. Ook dat nog. “Hallo Bep. Ja, ik houd het kort ik heb bezoek. Mijn buurvrouwtje. Nou jaaaa, buurvrouwtje, buurvrouw. Ze is twee keer zo groot als ik.” Met stijgende verbazing hoor ik het gesprek aan. Ze hangt op. De hele situatie werkt me op mijn lachspieren.

“Ik word maandag geopereerd. Ik zeg nog tegen die dokter, ‘nou dat komt niet zo goed uit. Ik ben jarig in december en bovendien ga ik 23 december op vakantie’. Daar had ‘ie geen boodschap aan. Ik moet zo snel mogelijk onder het mes. Wat een toestand, nou moet ik al die mensen afbellen voor mijn verjaardag.” Weer gaat de telefoon. “Hallo Jo. Ja, wat erg he? Je hebt het ook gehoord? Nee, ik kan mijn verjaardag niet vieren nee. Ik ga ophangen, ik bel je nog. Dag Jo.” Feilloos pakt ze de draad van ons gesprek weer op. “Waardeloos toch? December is altijd zo’n gezellige maand en nou zit ik dan alleen thuis.” Ze roert veel te hard in haar melk met thee en kijkt even wezenloos voor haar uit. Ik vraag of ze bang is. Ze schudt haar hoofd. “Ik heb altijd gedacht dat ik dood zou gaan aan een hartaanval. Kanker is niets voor mij. Moet ik eigenlijk handdoeken en washandjes meenemen naar het ziekenhuis? Weet jij dat?” Ik leg haar uit dat ze in het ziekenhuis voldoende handdoeken en washandjes hebben. “Wel neem ik voor elke dag een schone pyjama mee. Dat moet. Toen Koos vijftien jaar geleden in het ziekenhuis lag, moest ie elke dag een schone pyjama aan”, ratelt ze. Ik heb geen idee, maar knik. Wat maakt het uit een pyjamaatje meer of minder?

“Oh”, springt ze van de hak op de tak, “ik moet niet vergeten de notaris te bellen. Voor een levensbeschikking. Stel je voor dat ik in coma raak, dan lig ik daar maar van niks te weten en dan staat mijn huis hier maar te staan. Dan kan mijn broer het niet eens verkopen. Of misschien word ik wel dement, dan is het toch fijn als het huis gewoon verkocht kan worden. Zonde van het geld toch?” Ik knik dom. Krijg de indruk dat mijn oude buuf het slechte nieuws niet goed kan overzien. “Als ik wat voor je kan doen, je naar het ziekenhuis rijden, of je hand moet vasthouden, dan zeg je het hè?” Ze kijkt me aan en denkt na. “Als ik langer dan drie dagen in het ziekenhuis moet blijven, wil jij dan mijn kerstster een beetje water geven?” Voordat ik kan zeggen dat dat geen enkele moeite is, gaat haar telefoon weer. Met afhangende schoudertjes loopt ze er heen, haalt diep adem, om voor de zoveelste keer het verhaal te vertellen. Haar slechtste verhaal ever.  

"Als ik maar niet in coma raak", hoopt mijn oude buurvrouw.

donderdag 5 december 2013

Ka ziet Sinterklaas

Het is raar om ’s avonds de school van mijn boenders in te gaan. En toch doen we het. Het is woensdagavond vijf uur en ouders zijn uitgenodigd om de koele sinterklaasknutsels van hun kroost te bewonderen. In het lokaal van mijn kleinste staat een bak pepernoten. “Zelf gebakken”, klopt mijn kleinste zichzelf trots op zijn kippenborstje. “Je mag gerust nemen hoor”, moedigt zijn juf mij aan. Daar was ik al bang voor. Net op tijd kan ik voorkomen dat ik mijn kleinste enorm teleurstel, en dapper graai ik in de bak. Ze zijn tenslotte loeiheet gebakken dus eventuele snotjes en andere viezigheden zijn wel vernietigd, maak ik mezelf wijs.

Mijn boenders genieten. Als ik ’s avonds thuis ben, mijmer ik wat. Over vroeger. Mijn moeder heeft wat leugens moeten verzinnen om ons te laten geloven in Sinterklaas. Wij woonden namelijk tegenover een bedrijf dat kleding verhuurde. En in december sloeg dat bedrijf zijn slag met het verhuren van Sinterklaas- en Pietenpakken. Dat er talloze Pieten in en uit liepen, dat vonden mijn broer en ik niet zo vreemd. Je had immers duizenden van die zwarte kereltjes, maar dat er continu een Sinterklaas de woning verliet… dat was wat moeilijker te verteren.
 
Mijn broer en ik zaten in december dagen tegen het raam geplakt. “Mahaaaam, daar gaat er weer een!” Het zweet brak bij mijn moeder uit. Soms wel zeven keer op een dag. We zagen hoe klunzig die Sinterklazen in een veel te klein Opeltje stapten, hun mijter verloren of op hun tabberd stonden. Met daarom heen drie Pieten die in hun zojuist aangetrokken gehuurde kostuum piesten van het lachen. Wat een amateurs. Mijn moeder vertelde dat in die woning de stomerij van Sinterklaas was gevestigd. Later werden die amateurs als hulpsinterklazen bestempeld en toen mijn broer en ik van ons geloof waren gevallen, was het hilarisch om te zien.
 
"Hee Luuk, het is niet meester Hans, kijk maar want die staat daar!"
 
Mijn kleinste en grootste geloven nog. Hoewel ik vanochtend bij de oudste een klein barstje in zijn geloof ontdekte. “He, Luuk, het is niet meester Hans, kijk maar die staat daar”, wees hij zijn vriendje. Ik slikte. Voor hem kon dit wel eens het laatste jaar geloven zijn, dacht ik ontroerd.

Maar god, wat zat ik er naast. Toen de veel te lange Sinterklaas met zijn veel te grote mijter naar de gymzaal stiefelde, scande ik de zaal af naar mijn oudste. Daar zat ie. Zijn gezicht wit en ernstig, zijn oren rood. Niks bravoure, niks ‘hee Luuk het is niet meester Hans’, nee, ik zag ontzag. Diep ontzag voor die verklede kerel.

Het deed me deugd.
 
 
Meer blogs lezen? Ga dan naar www.damespraatjes.nl daar staat elke twee weken een verse blog van mij!
 
 

maandag 2 december 2013

Ka ontmoet Roy Donders

Ik ben nauwelijks op de hoogte van de laatste mode en trends. Wel weet ik dat wij in ’t Gooi, stylisten hebben. Ik noem een Mari, ik noem een Leco. Sinds kort kan ik Roy Donders aan mijn lijstje toevoegen. De stylist uit het zuiden. Ik vind Roy geweldig. Roy bedient vooral het kermis- en woonwagenkamppubliek. Hij steekt ze schaamteloos in shirts vol glitter. Hun haar voorziet hij van harde krullen, een stijl van kappen die vele kappers schuwen. Eerst spuit hij een bus haarlak leeg om vervolgens krullen te maken. Het gesis dat je hoort, komt van de föhn. Dat is het schroeien van de haarlak stelt hij menig vrouw gerust.

Sinds vorige week heeft Roy Donders aan zijn collectie de huispakken toegevoegd. Een soort vormeloze joggingpakken in opvallende kleuren, voorzien van strikken en glitters. “Zorg dat je er op je mooist uitziet en voel je als een vis in het water in je huispakske”, is zijn motto. Deze huispakken waren te zien op een Gooise beurs. Natuurlijk moest ik daarbij zijn.

’s Ochtends kwam ik aan, omdat mijn wederhelft de auto nodig had, leende ik de auto van mijn vader. Een Suzuki Wagon. Soepel parkeerde ik het hondenhok tussen de Porsches en BMW’s. Binnengekomen werd al snel duidelijk dat ik nogal buiten de groep viel wat kleding betreft. Ik zag ze kijken, die perfect uitziende Bussumse dames met afhangende mondhoeken.

God, wat was ik blij toen Roy binnenkwam. Het was gelijk gezellig. Daar dacht Roy anders over; vanaf het moment dat hij zijn bus uitstapte tot ie diezelfde bus weer inlaadde, werd hij gevolgd door camera’s. En door mij en mijn sportmaatjes Hellen en Anna. “Ka”, siste Anna, “jij hebt ‘m al gesproken, zorg dat we met hem op de foto kunnen.” Roy hing inmiddels als een zoutzak in de stoel. “Nondeju! Ik ben zo moe! Ik heb maar twee uur geslapen. Ik ben me toch een partijtje zat geworden.” Het leek me niet zo’n goed moment Roy te vragen.

Zijn zus Rian, gestoken in een zuurstokroze huispak, hield de boel draaiende. “Het is gekkenhuis”, zuchtte ook zij, “als we willen kunnen we elke dag een kledingparty houden. Nou mooi niks daarvan.” Ze duwde haar harde krullen in model. “Ze willen allemaal pinnen, maar we hebben geen pinautomaat”, verklaarde Rian de tegenvallende verkoopcijfers in het Gooi. Het maakte Roy niet meer uit. Hij veerde op voor de RTL Boulevard-cameraman.
 
Roy zit er even doorheen.
 

Hoogtepunt van de beurs, was de loterij. Daar werden producten verloot die de Gooise ondernemers die op de beurs stonden, beschikbaar hadden gesteld. Ik noem een tube tandpasta die niet plakt, een enorm grote -en dus tamelijk onhandige- kaasplank, een zakje risotto en een houder voor je E-sigaret. Wezenloos staarde Roy voor zich uit. Zijn rol in deze buitengewoon sympathieke loterij, was het vasthouden van de bak vol lootjes. Anna was haar lot verloren en verdomd: er viel een prijs op haar nummer. Een dame wurmde zich naar voren om een behangsticker in ontvangst te nemen. Op de vraag of de dame het lot had gevonden, verschoot ze van kleur. “Dat was namelijk mijn lot”, wreef Anna de dame fijntjes in.
 
Verveeld laat Roy het getrokken lot zien.
 

Na de loterij, konden we Roy strikken voor een foto. Het was gelukt. De persdame van RTL was in geen velden en wegen te bekennen, dus we konden schaamteloos op de foto met onze held. Anna duwde de nogal katerige stylist een kaartje in zijn handen. “En jouw eerste personal training is natuurlijk voor mijn rekening”, knipoogde ze. Ook voorzagen we hem van goedbedoelde adviezen. “Laat je niet uitknijpen”, waarschuwde Hellen. “Blijf vooral jezelf”, deed ik er een schepje bovenop. Roy Donders, stylist uit het zuiden, knikte vermoeid. Het liefst sloten we deze jongen in onze warme moederarmen. Maar dat zou de persdame ongetwijfeld afkeuren…
 
Nog even wat foto's...
 




 

 Meer blogs lezen? Ga dan naar www.damespraatjes.nl daar staat elke twee weken een verse blog van mij!

donderdag 21 november 2013

Ka eet een omelet in Barneveld

Toen mijn redactiechef mij jaren terug een baan aanbood in Barneveld, moest ik even diep nadenken. Barneveld. Was dat niet iets met kippen en heel veel gelovigen. “Ja, joh, maar daar heb je verder toch geen last van, van die kippen en gelovigen”, bagatelliseerde mijn redactiechef in plat Haags mijn twijfels. Ik zei ja. En ging. Dagelijks tufte ik naar het Kiependarp. Dat ritje voelde telkens alsof ik op vakantie ging. De tijd had behoorlijk stil gestaan daar op die Veluwe. Ik maakte kennis met de bevolking en viel van de ene in de andere verbazing. Die oude dames in het zwart vond ik enorm hip. Oke, hun grijze haar in een knot was wat detonerend, maar dat zag ik dan wel door de vingers. Een collega die het gebied kende, hielp me uit de droom. “Dat zijn refo’s Ka”, grijnsde ie.

Een van mijn redactietaken was het bezoeken van schoolklassen. Gewoon in mijn broek en uiteraard op mijn Palladiums. Ik werd aangekeken alsof ik van een andere planeet was komen aanvliegen. Later zou de meester van de klas me vertellen dat de kinderen nogal ondersteboven waren van mijn broek. Ik keek naar mijn benen. Niks mis mee, geen vlekken, geen gaten. “Vrouwen dragen een rok”, knipoogde hij. “Nou ja”, knipoogde ik terug, “het was heel simpel. Ik had vanochtend twee opties: of een broek of niets. Ik koos voor het eerste.” Haastig verliet ik het schoolgebouw, bang dat ze me in hun sekte zouden opnemen en ritueel met broek en al zouden verbranden.

Mijn collega die het gebied kende, drukte me op mijn hart om niet te vloeken. Ik vloek niet zoveel, maar er zijn momenten dat ik kan klinken als een bouwvakker die op zijn duim slaat. Ik knoopte het advies in mijn oren. Stapte nietsvermoedend een klaslokaal binnen en om het ijs te breken zei ik: “Jeetje, wat een gezellig lokaal.” Twintig kleine ijskonijnen keken me vanachter hun schoolbankje verschrikt aan. Ik begreep er niets van. De knipogende meester vertelde mij later dat de kinderen nogal waren geschrokken van het woord ‘jeetje’. Was toch een verbastering van de naam van god, doceerde hij mij. Ik zuchtte diep. Deed ik verdorie, eh, niet verdorie zo mijn best en ging ik nog de mist in.


Jan van Schaffelaar en Ka....

Vijf jaar heb ik in Barneveld gewerkt en ik moet toegeven, ik heb een zwak gekregen voor dat kippendorp. Nog steeds maak ik regelmatig het ritje naar de Veluwe, nu om er met mijn oud-collega’s te lunchen en oude koeien uit de sloot te trekken.
 
Zo ook gisteren. Ik dacht dat ik de verbazing voorbij was. Mis! Mijn oud-collega Maaike -zelf geboren en getogen op de Veluwe- haalde mij bruut uit mijn droom. “In dit hele pleurisdorp is geen fatsoenlijke kalender te vinden”, baste ze. Geen fatsoenlijke kalender? “Nee”, riep ze, “vorig jaar trok ik zo’n weekagenda uit een schap en thuisgekomen dacht ik dat ik gek werd. De week begint hier op zondag. Weet je hoe onhandig dat is? Dan heb je je weekend dus niet in een oogopslag naast elkaar. En dáár gaat het nou juist om”, brieste ze. Mijn mond viel open. Dat dát bestaat. Ik had er geen idee van. “Nou, dan heb je ook de aparte schappen van de kerstkaarten zeker over het hoofd gezien”, schampte Maaike, “je hebt de gewone Fijne Feestdagen-kaarten, en in een apart rek de Goede en Gezegende Kerst-kaarten.” Ik verslikte me in mijn omelet. Zouden mijn superwarme thermosokken waarop ik mezelf vlak voor de lunch trakteerde ook goed en gezegend zijn? Laat ik het hopen, dan zit ik er tenminste warmpjes bij tijdens de ongetwijfeld koude winter die voor de deur staat te drammen. Please! Laat het in godsnaam zo zijn...
 
 
Ja, Ka grijnzend voor de Oude Kerk... 
 
 Meer blogs lezen? Ga dan naar www.damespraatjes.nl daar staat elke twee weken een verse blog van mij! 
 
 
 

donderdag 14 november 2013

Ka is geen verpleegster

Ik kan niet zo goed tegen bloed. Of liever gezegd: tegen medische toestanden. Omdat ik zo enorm empatisch ben, voel ik de pijn van een ander. Ik val niet flauw, maar voel me niet lekker als iemand zijn vinger eraf zaagt. Je hebt dus niet zoveel aan mij als je iets heel ergs is overkomen.

Jaren geleden werd ik gepolst of ik BHV’er op het werk wilden zijn. Ik? Ja. Jij! Dat ik er extra voor betaald werd, gaf de doorslag. Ik tufte naar een omgebouwd fort vlakbij Zaandam. Het was in de tijd dat TomTom nog moest worden uitgevonden, dus ik kwam veel te laat aan en had zo ongeveer de hele Zaanstreek gezien. Ik was zo laat dat ik eigenlijk niet meer mocht meedoen aan de cursus. Ik gooide al mijn charmes in de strijd en godzijdank lieten ze me alsnog toe.
 
Op weg naar het lokaal steeg mijn bloeddruk naar ongekende hoogte toen ik struikelde over een man met een enorme beenwond. Hij lag een beetje ongemakkelijk tegen de muur aan te kermen. Het zweet brak me uit. Wat te doen? Ik besloot snel naar het lokaal te sneaken en daar hulp te halen. Ik werd smakelijk uitgelachen. Bleek een Lotus-slachtoffer te zijn. Dat zijn mensen die zo realistisch mogelijk een slachtoffer van een ongeval uitbeelden. Zijn ze voor opgeleid. Nou die kermende kerel was vast met vlag en wimpel geslaagd. Dat hele BHV-gedoe was niks voor mij. Tijdens het reanimeren brak ik de nek van de pop wat me een fikse uitbrander opleverde. Natuurlijk moest ik helpen bij de Heimlich-greep. Die EHBO-leraar, zo’n smerig kereltje met een snor die thuis niets te vertellen heeft, sloeg gretig zijn armen onder mijn borsten. Ik was niet in de positie bijdehand te doen, dus ik bad of dit asjeblieft heel snel klaar was. Wonder boven wonder verliet ik dat omgebouwde fort met een diploma.

Niet dat mijn omgeving daar beter van is geworden. Nog steeds sta ik niet als eerste op om een omgevallen bejaarde met een gebroken heup van het asfalt af te schrapen. Ook sta ik niet te springen om het hoofd van iemand met een epilepsieaanval vast te houden en het schuim uit zijn mondhoekjes te deppen.

Ik maak een uitzondering voor mijn boenders. De oudste, gezegend met mijn val- en struikelgenen, moet ik regelmatig van straat oprapen. Gapende wonden op zijn knie maak ik trillend schoon terwijl ik vrolijke verhalen vertel. Zo overleef ik.

Laatst was mijn kleinste aan het knutselen. Hij is vier dus rijp voor een nietmachine zo had ik bedacht. Geweldig vond ie het. Totdat het misging. Met een trillend lipje stond ie voor me. Zijn gezicht was wat wit. Paniekerig vroeg ik wat er was. Ik vroeg me koortsachtig af waar ie een nietje in had gejast. Nergens in. Hij stak zijn wijsvingertje naar me uit. Ik moest alle zeilen bijzetten om bij mijn positieven te blijven. Niks nietje. Mijn kleinste had zijn vingertje in een puntenslijper gepropt en m geslepen. Heldhaftig maakte ik het vingertje schoon, plakte er een hysterisch vrolijke pleister op.

Een ding wist ik zeker: dit zou m niet nog een keer overkomen. En dit medische drama kon ik van mijn lijstje vinken.

 
 
Mijn medische bijbel.


 Meer blogs lezen? Ga dan naar www.damespraatjes.nl daar staat elke twee weken een verse blog van mij! 

donderdag 7 november 2013

Ka neemt afscheid

Hoewel ik al wat weken thuis boventallig zit te zijn, had ik nog niet echt afscheid genomen van mijn collega’s. Ik ben daar niet zo goed in, afscheid nemen. Ik ben nogal van het emotionele soort. Daar had ik al last van bij het televisieprogramma In de Hoofdrol, in een ver grijs verleden gepresenteerd door Mies Bouwman. Werden er allemaal familie en vrienden van een bekende Nederlander naar de studio gesleurd, en tenslotte kwam er altijd een oom uit Verweggistan die die bekende Nederlander jaren niet had gezien. Dat was in de tijd dat er geen internet maar louter postduiven waren. Steevast werd het een groot tranendal in de studio, en bij mij op de bank ook. Schaamteloos blèrde ik mee. Nog steeds ben ik snel ontroerd. Zeer onhandig want zeg nog maar eens wat mooie woorden als er een enorme prop in je keel zit en je lenzen van boven naar beneden schieten van de tranen.

Enfin. Dit afscheid, gehouden in een leuke kroeg in mijn voormalige werkplaats, was van een ander soort. Hier had ik zin in. Mijn emo-momentje had ik drie weken terug, toen ik mijn bureau op de redactie leeghaalde. Terwijl mijn collega’s, de mensen waar ik dag in dag uit mee had gewerkt, waarmee ik grappen en grollen uithaalde, lijdzaam toekeken hoe ik mijn personal things in twee big shoppers liet zakken, hoopte ik dat ik het droog zou houden. Voor mijn Gooise collega Esther had ik een cadeautje; het boek ‘Doei’ van Kakhiel. Leek me zeer toepasselijk. Dat boek ging gewoon weer mee naar huis, ik kon het niet opbrengen het haar te overhandigen zonder dat ik in snikken zou uitbarsten. Voor niemand leuk als ik zo over de gieren ben. Bovendien word ik er niet mooier van. Een rode neus, rode ogen, overal snot. Nee, ik besloot het naar Esther op te sturen. Met een knoop in mijn maag en tranen in mijn ogen, verliet ik de redactie. Dat was toen.

Nu had ik zin in het afscheid. Samen met nog drie afvalligen. Het was leuk mijn collega’s te zien en even bij te kletsen. Aan de bar zat ik met Esther te roddelen. Ik sloeg twee rosétjes achterover en vond het jammer dat ik het daarbij moest houden. Ik kreeg een doos vol persoonlijke cadeautjes van mijn ex-collega’s. Mijn opperhoofd van toen sprak mooie woorden. Met droge ogen, zelfs stralend, nam ik ze in ontvangst. Geen spoortje emotie. Ik was trots op mezelf. Ook was ik trots op Esther. Want Esther had voor mij een zeer toepasselijk cadeautje. 'Doei' van Kakhiel. Had ze al in huis toen mijn envelop op haar deurmat plofte. Sommige dingen moeten gewoon zo zijn denk ik dan maar weer.
 
Een doos vol cadeautjes van de mensen waarmee ik dag in dag uit op de redactie werkte.

Maar goed. Natuurlijk juichte ik te vroeg. Na de borrel racete ik naar mijn sportschool, op naar de spinningles. Of het nou kwam door de twee rosétjes of doordat ik rustig werd van de fietsflow, ik weet het niet. Maar de hele les lang had ik snot in mijn neus. Een snottebel die ik niet voorgoed kon ophalen. Bovendien prikten de tranen in mijn ogen. Ik haalde hard mijn neus op. Om vervolgens datzelfde snot voor mijn ogen te trappen. Emoties kruipen immers waar ze niet gaan kunnen. En dat is maar goed ook.
 
 

 
Meer blogs lezen? Ga dan naar www.damespraatjes.nl daar staat elke twee weken een verse blog van mij! 


Ka denkt na over een loopbaan

Nu ik wat meer tijd heb om na te denken, fantaseer ik regelmatig over andere beroepen. Ik kan schrijven. Verhalen. Interviews. Blogs. Misschien ook boeken, maar dat weet ik nog niet. Verder kan ik niet zoveel. Ja, ik kan wel veel, maar blink nou eigenlijk nergens in uit.

Je moet me niet in een kapsalon zetten. Die small talk de hele dag lijkt me zo dodelijk vermoeiend. “Zo. Ga lekker zitten, koffie?” Nee want dat kan ik niet drinken als jij de hele tijd aan mijn haar zit te rommelen. “Ja, lijkt me heerlijk. Zwart graag.” Kapster denkt lang na en komt dan met prangende vraag of ik nog op vakantie ga. Wanneer ik ook in haar salon zit, in januari, maart, oktober: altijd vraagt ze dat. “Nou nee hoor, ik heb geen baan, amper inkomen, dus vakantie zit er niet in”, zou ik kunnen zeggen, maar om de gesprekken voor mij ook wat aangenamer te maken, lieg ik: “Ja, ik ga vier weken naar Dubai, naar mijn eigen deel van Palm Jumeirah, die palmboom. Mijn boenders breng ik naar de nanny.” Tevreden kijk ik naar mijn hoofd in de spiegel en daarna naar die van de kapster die absoluut niet is geïnteresseerd in mijn verhaal. Ik ook niet in haar verhaal, dus dat treft. Maar goed. Die small talk is dus niets voor mij.

Wat dan? Verkoopster in een kledingwinkel? Is ook geen goed plan. Als er een achter de modetrends aan hiphopt, ben ik het wel. Sinds mijn veertiende loop ik op Palladiums. Drie jaar terug dacht ik: misschien moet ik daar ns mee stoppen, met het dragen van Palladiums. De gedachte kwam op en vertrok, en zo loop ik gewoon nog steeds op mijn Palladiums. Heerlijk. En niks een skinny over mijn eindeloze benen, gewoon eentje van Angels, type Dolly. Draag ik ook al honderd jaar en ik denk altijd maar zo: never change a winning team. Verder laaf ik mij in zwart, grijs en groen. Kortom: ik ben altijd zeer herkenbaar. Mijn kapsel is die van Nana Mouskouri; soms wat langer soms wat korter, maar heel anders is het nooit geweest. Kauwgom kauw ik wel, maar van knoertharde muziek de hele dag word ik wat onrustig. En om kledingadvies moet je me helemaal niet vragen. Weet ik veel. Trek wat aan!

Het enige wat me nog wel leuk lijkt, is werken met bejaarden. Het liefst dement. Toen ik veertien was, beunde ik bij in een Hilversums verzorgingshuis. Ik was manusje van alles op de afdeling Intensieve Verzorging. De bewoners waren niet dement, maar ze hingen er tegen aan. Ik onderscheidde mij van de verpleegsters door het dragen van een blauwe jurk, een soort zak, met riempje om mijn middel. En daaronder mijn zwarte Palladiums uiteraard. De eerste dag dat ik de bewoners, zo mocht je die toen gewoon noemen, voorzag van een kleffe boterham schrok ik me rot. Mevrouw Flipse keek mee aan, deed een laffe poging uit haar stoel te komen en klapte verrukt in haar handen. “Anne Frank is niet dood, ze is hier en brengt ons een boterhammetje.” Ik keek niet begrijpend achterom, maar kwam er vrij snel achter dat ze mij bedoelde. Ik. Anne Frank. Ja. Kan. Beiden een forse neus, bruin sluik nietszeggend haar en allebei schreven we in dagboeken. Overigens kon mevrouw Flipse dat laatste niet weten.

Die dag besloot ik mijn haar langer te laten groeien. De Palladiums hield ik aan, want zoals ik al zei: never change a winning team.
 


Dit ben ik zo'n 20 jaar geleden....
 
..... en dit is Nana Mouskouri zo'n 100 jaar geleden.
 
"Anne Frank leeft!", juichte mevrouw Flipse
Meer blogs lezen? Ga dan naar www.damespraatjes.nl daar staat elke twee weken een verse blog van mij! 

 

zondag 3 november 2013

Ka op verjaardagsspinning

“He, Ka, ik word 55 en mijn kleinste 20 jaar. Ik geef een feestje. Kom je ook?”, stralend kijkt Jany me aan. Ik knik. Natuurlijk kom ik. “Great, ik stuur je een uitnodiging. Toedeloe tweet tweet”, roept ze terwijl ze het gas van haar scooter opendraait en wegrijdt. Ik hoop in godsnaam dat ze geen ongeluk krijgt. Ik weet namelijk dat ze bloot is onder dat hippe bontjasje van d’r. “Shit! Vergeet ik een schone bh en een schoon shirtje”, kirde ze zo even nog in de kleedkamer. Resoluut pakte ze haar jas, knoopte m goed dicht en zwaaide grijnzend.

De uitnodiging verschijnt in mijn mailbox. Ik lees m. Ik lees m nog een keer. Zie ik dat nou goed? Nodigt ze haar gasten uit voor een uurtje spinning?! Het staat er echt. Hoef ik bij mijn vrienden niet mee aan te komen. Die hebben bewegen lang geleden afgeschaft. Die hebben geen idee hoe een fiets eruit ziet. “Maar darling, na het spinnen, gaan we lekker borrelen, hoor”, schatert Jany. Alsof dat twijfelaars over de streep trekt.

Op haar verjaardagsspinning zit ik naast Jany. Ze ziet er weer puik uit compleet met glitterhemdje. Ze checkt haar gasten op de fiets. “Dit zijn mijn sportieve vrienden. De rokers zie ik straks in Donna, bij de drank en hapjes.” Onze favoriete spinningjuf heeft aan de hand van de lievelingsmuziekjes van Jany een fietsles in elkaar gedraaid. Na twee nummers heeft Jany een torenhoge hartslag.  Geïrriteerd tikt ze op haar hartslagmeter. “Ding is niet goed hoor”,  zegt ze terwijl ze weer vrolijk naar haar bewegende gasten zwaait. Dat ze haar hoge hartslag dankt aan adhd-gedrag, komt niet in haar op. Als een dolle fietst ze op haar favoriete liedjes. “Let’s goooooo”, zwaait ze met twee handen in de lucht. Haar gasten fietsen vrolijk met haar mee. Sommigen gezegend met een prima conditie, bij anderen groeit het respect voor hun 55-jarige vriendin per minuut.

“Is dit niet enig?”, vraagt ze aan een van haar vriendinnen die meer dood dan levend op haar fiets hangt. De dodelijk vermoeide vriendin schudt haar hoofd. “Kom darling, even uitfietsen, dan kun je zo aan de borrel, anders overleef je die niet”, voorziet Jany haar vriendin van advies. Ik grijns. En vraag me af hoeveel van deze mensen na deze uitputtingsslag op de fiets zich nog vrienden van Jany noemen. De borrel moet ik helaas aan me voorbij laten gaan. “Thanks Kaatje, ik zie je woensdag weer. Toedeloe tweet tweet”, werpt ze mij een handkus toe. Voor mij is fietsen met Jany altijd een groot feest. Al was het maar omdat ze me steevast meedeelt hoeveel calorieën we hebben verbrand….

 
55 oftwel: twee handen vol! Jany heeft er zin an!

 
Meer blogs lezen? Kijk dan op www.damespraatjes.nl, daar staat elke twee weken een verse blog van mij!

 

zondag 27 oktober 2013

Ka in de indoorspeelhel

“Ik zit in de indoorspeelhel”, laat mijn sportmaatje weten op het moment dat ik ook in zo’n indoorspeelhel vertoef. Weliswaar een andere, maar toch. Voor wie niet weet wat zo’n indoorspeelhel inhoudt: een omgebouwde grote hal vol klim- en klautertoestellen waar kinderen, van, pak ‘m beet, 4 tot en met 12 jaar zich volledig kunnen uitleven. Ideaal dus voor een regenachtige dag. Want hoeveel ik ook van mijn boenders houd, er zijn grenzen. Als ze op zo’n druilerige dag hun ei niet kwijt kunnen is dat voor mij ook vooral niet grappig. Dus op naar die binnenspeeltuin. “Mooi makkelijk. Zij spelen en jij lekker zitten.” Nou, dat dacht ik niet. Het is hard werken daar, ook al zit ik op een stoel.

Het begint ermee dat ook ik gewoon entree moet betalen, terwijl ik toch echt niet van plan ben ook te spelen. Ik ben namelijk van plan lekker te zitten en te lezen. Ik mag wel zoveel koffie drinken als ik wil en dat kost niets. Na twee bakkies van die bocht uit zo’n achenebbisj-koffieautomaat ben je straalmisselijk. Je houdt het dan echt wel voor gezien en schakelt van pure ellende over op water. Ik probeer te lezen, ik heb de krant meegenomen. Maar dat is schier onmogelijk. Mijn boenders roepen me continu. Ik hoor hun stem. Om ze te vinden verdraai ik continu mijn nek. Als ik ze eindelijk in het vizier heb, moet ik zwaaien als een dolle wat dan wel weer goed is voor de kipfiletjes onder mijn arm. Het roepen is overigens universeel, niet alleen doen mijn boenders dat, dat doen al die kinderen. En die kinderstemmetjes lijken best op elkaar, dus continu kijk ik als een gek om me heen om tot de conclusie te komen dat het de mijne niet zijn die roepen. Dus opgelucht lees ik weer verder en denk: ‘hoor ik het nou goed? Is dat er een van mij?’ en ja hoor, daar gaan we weer: nek verrekken, zoeken, vinden en zwaaien.
 
Koffie, kranten en een notitieboekje voor als ik heldere ingevingen krijg.
 

En dan de herrie. Mijn god. Ik zorg altijd dat ik zo ongeveer als eerste binnen ben, dan wordt het langzaam druk om me heen en bouwt het gegil langzaam op. Ik trek het niet om in een sporthal te arriveren waar de gillende kinderen al een tijdje lekker op dreef zijn. Maar zelfs als ik die geluidsbarrière nauwkeurig opbouw, dan nog is het gegil van die koters niet te harden. ‘Niet zeuren’, zegt de directie van de indoorspeelhel, ‘wij hebben in onze accommodatie veel aandacht gegeven aan geluidsisolatie. Zo proberen wij het “kabaal” van de spelende kinderen op een prettige manier te absorberen. Via een ingewikkeld proces wordt dit zelfs omgezet in energie. Op deze manier is het prettig om bij ons te verblijven als ouder zonder “gek” te worden van het lawaai. De vooral hoge tonen worden gefilterd voor 70% door het speciale plafond.’ Omgezet in energie?! Hoezo?! Dat moet inderdaad wel een heel ingewikkeld proces zijn. Een paar uurtjes indoorspeelhel kost mij bakken met energie.

En natuurlijk stelt mijn kleinste mij niet teleur; regelmatig staat ie krijsend op het hoogste plateau omdat ‘ie er niet meer af durft. Moet ik met mijn dikke billen nog klimmen ook om die kleinste eraf te plukken. Want om nou als een doorgedraaide Louis van Gaal aan de kant aanwijzingen te geven, dat weiger ik pertinent. Kost nog meer energie.
 
Ziet er goed uit!
 

Meer blogs van mij lezen? Eens in de twee weken, op vrijdag, staat er een verse op www.damespraatjes.nl

 

woensdag 23 oktober 2013

Ka kijkt naar Hollands Next Top Model

Als ik naar mijn sportschool fiets en de rotonde op het Mediapark zwierig als altijd neem, valt het me op dat het erg druk is voor een maandagavond. Dan weet ik het weer: de live uitzending van Hollands Next Top Model 2013 is vanavond. Mijn hart maakt een sprongetje. Al weken kijk ik naar dat programma. Jij? Ja. Ik! Ik heb het opgenomen zodat ik het na mijn uurtje spinnen lekker kan kijken.

De fitties tussen de kandidates vind ik het leukste. Valse Nicht Frenk vraagt met zo’n vies lachje, handenwrijvend hopend op een vilein antwoord: “Zo, Sabine, wat vind je van de andere meisjes?” Sabine, onopgemaakt zo mogelijk nog mooier dan met make-up: “Ja, gotte, als je Waldientje heet dan ben je bij voorbaat al kansloos he, vind je niet? En als je als Waldientje ook nog als een oud wijf op hoge hakken strompelt tijdens je shoot dan kun je wel inpakken, ja toch niet dan?”. I love it! Ik smul hiervan. Vrouwen onder elkaar vind ik zo fascinerend. Bovendien verbaas ik me over de schoonheid die sommigen hebben. Ik heb nooit de ijdele hoop gehad dat ik op een cover zou stralen. Alles wat je nodig hebt om een topmodel te zijn, bezit ik niet. Dat weet ik dankzij het programma.

Nou, dat kan best hoor, met wat letters er door heen.
“Goed vrouw, je hebt dan wel een leuk koppie, een shootable hoofd, maar ga as-je-blieft iets aan je lijf doen. Je hebt zo echt de juiste maten niet”, wordt een spijker met een prachtige haardos geadviseerd. Mijn ongeëpileerde wenkbrauwen gaan richting mijn haargrens. Ik zet het beeld stil. Kijk naar dat lijf dat de juiste maten niet heeft. Huh? Ik kijk naar mijn eigen lijf. Te dikke benen en verder is alles dat uitsteekt, groot aan mij. Ik denk niet dat Valse Nicht Frenk blij met mij zou zijn. Sterker: ik weet het zeker. Daar waar de Vrouw met de verkeerde maten verdrietig knikt, zou ik Valse Nicht Frenk in een enkele stoot knock-out slaan. Is ie nou helemaal gek geworden?!

Enfin. Het programma wordt gepresenteerd door een Top Model uit 1900 die het waarschijnlijk heel goed op niet-bewegend beeld doet, maar er niet verstandig aan heeft gedaan de boel te presenteren. Tenenkrommend slecht. Ik zit desondanks op het puntje van mijn stoel. Ik zie vier modellen die ik al weken volg, wankelen op schoenen zo hoog als een wolkenkrabber. Gaat nergens over. Angst in hun ogen. “Als ik me nou maar niet te pletter val op deze catwalk, ", zie je ze denken. Helaas gebeurt dat niet, wat ik dan wel weer jammer vind, want ik ben erg van het leedvermaak.

Als het bijna zo ver, als het Top Model uit 1900 op het punt staat omslachtig te vertellen wie er heeft gewonnen, gebeurt het. De televisie stopt met het programma en schakelt over naar Pauw en Witteman. Stoom verlaat mijn oren. Ik vloek en ik tier. Omdat dat dat Top Model uit 1900 zo niet door presenteerde, is het programma uitgelopen en heeft mijn opnamekastje aangenomen dat het wel klaar was. Nee! Dat was het niet! Ik pak mijn mobiel en kijk op internet wie er heeft gewonnen.

Ik kan mijn ogen niet geloven. De Vrouw met de verkeerde maten! Zo. Dat zal Valse Nicht Frenk leren. Dat is zijn straf. Ik grijns naar mijn mobiel. Dat is nog 'ns leedvermaak.

Meer blogs lezen? Ga dan naar www.damespraatjes.nl daar staat elke twee weken een verse blog van mij! 

vrijdag 18 oktober 2013

Ka doet ’t vrijwillig

Het voordeel van even zonder werk zitten, is dat je focus een stuk breder wordt. Leed ik tijdens mijn betaald werkend bestaan aan een soort van tunnelvisie, nu zie ik het veel scherper. Mijn leven voor mijn boventalligheid kort samenvattend: drie dagen werken, vier dagen thuis waarvan twee voor mijn boenders zorgen, op alle dagen zooi aanharken, was doen, tuin bijhouden, De Wereld Draait Door kijken, sporten, naar de schoonheidsspecialiste, praten met de buurvrouw, bloggen, verjaardagskaarten sturen en slapen. Dat dus. Nu kan ik al deze activiteiten uitsmeren. Wat een heerlijkheid. Ik vind dan ook dat ik er best wat bij kan doen.

Ik speurde op het internet naar vrijwilligerswerk en belandde in de vacaturebank. De leukste banen kwamen voorbij. Het stemde mij vrolijk, die vacaturebank. Ik pikte er eentje uit. Een PR-medewerkster in een museum. Ik vulde het formulier in en het duurde niet lang of ik werd gebeld. Of ik langs kon komen. Maar natuurlijk. Ik fietste als een malle naar het museum, dat door mijn boenders steevast het Stenenmuseum wordt genoemd. Daar ik niet zoveel met spullen van weleer heb, was ik er zelf nog nooit geweest. De gemiddelde leeftijd van de vrijwilligers aldaar lag net effe hoger dan mijn leeftijd, maar een frisse wind kan enorm aangenaam zijn, zo dacht ik optimistisch.

Al snel had ik in de gaten dat mijn ADHD-manier van praten zorgde voor samengeknepen billen bij de twee vrijwilligers die de ‘intake’ deden. Ik stuiterde dat social media het helemaal was, ook voor het museum en dat Facebook van levensbelang was en dat ik, Ka, ervoor kon zorgen dat het museum gezien werd. Naarstig zochten de intakevrijwilligers naar een boterhamzakje om in het blazen. Tevreden leunde ik, met mijn armen over elkaar, naar achter. Zo. Ik had mijn punt gemaakt.

De intakevrijwilligers keken elkaar aan. Wat moesten ze in godsnaam met mij aan, leken ze te denken. Ik haalde adem en zei dat we het ook best rustig aan konden doen hoor. Dat ik dat heus best wel kon. Zichtbaar opgelucht keken de intakevrijwilligers mij aan. Ze ‘zouden mij bespreken’ in de vergadering.
 
"U hoort nog van ons."
 
Tot mijn grote vreugde kreeg ik een formulier mee. Ik juichte te vroeg; het was een nog nietszeggend formulier. Vooralsnog had ik een proeftijd van twee maanden. Daarna zou ik een evaluatiegesprek met de voorzitter van het bestuur krijgen en als hij tevreden was, dan was het zover. Dan kreeg ik het predicaat vrijwilliger opgeplakt. Dat was nog eens ergens de tijd voor nemen. Niks doorpakken maar nadenken, overwegen, nadenken, in de groep gooien om tenslotte een besluit te nemen.

Ik grijnsde op de weg terug. Zo langzaam mogelijk fietste ik naar huis, zodat ik vast kon wennen aan een wat lager tempo waardoor ik uitstekend in de groep zou passen. Want daarvan was ik overtuigd.

vrijdag 11 oktober 2013

Ka laat zich masseren

Sinds ik in between jobs hang, heb ik tijd. Tijd om lekker te sporten. Knapt een mens van op. Waar een mens ook van op knapt, is een lekkere massage, zo was ik van mening. Tijdens de health week die werd gehouden in mijn sportcluppie was een sportmasseur aanwezig. Een massage van 25 minuten voor 5 euro. Kom er maar eens om. Ik was er dan ook als de kippen bij om me op te geven. Ik wist het zo te vogelen dat ik op vrijdagochtend na mijn pumples terecht kon op de massagetafel.

Na mijn pumplesje, dook ik als de wiedeweerga onder de douche, want het moest voor de masseur natuurlijk ook leuk blijven en van mijn pumpzweetlucht wordt niemand vrolijk. Ik nam een sprint naar het masseerhok en wachtte vrolijk mijn beurt af. God wat keek ik uit naar die twee knedende handen. Een echtpaar stiefelde het hok in. Huh? Er was iets misgegaan met de inschrijflijst. Ik was weg getipp-exed. Nou dat weer. Gelukkig had Sam de masseur, ’s avonds tijd voor me.

Om half negen ’s avonds fietste ik naar de sportclub. Voor de zesde keer die dag in de zeikregen. Maar zelfs die zeikregen kon mijn humeur niet verknallen: ik verheugde me enorm op die massage. Sam gaf me een stevige hand. Mooi zo. Daar was niks mis mee. Ik legde mijn hoofd in het gat van de massagetafel, haalde diep adem en was er klaar voor. Sam begon en zuchtte. “Dat zit flink vast allemaal.” Ik mompelde wat door het gat. Sam wist feilloos de knopen in mijn rug en nek te traceren en drukte deze hardhandig weg. Niets lekker masseren. Ik moest alle zeilen bijzetten om in leven te blijven. Het zou me toch niet gebeuren dat ik zou peigeren op een massagetafel in mijn sportcluppie?
 
Toen hij rechts klaar was, maakte hij een schijnbeweging naar mijn onderrug. Ik glimlachte tevreden. Het glimlachen verging me toen hij links onder handen nam. Waar hij die knopen vandaan haalde, Joost mag het weten. Twintig minuten daarvoor had ik nergens last van, en nu, nu leek het alsof ik een oud, uitgerangeerd vel was. Mijn rug voelde aan alsof een olifant op mijn rug was gaan zitten. “Wacht maar, morgen voelt je rug alsof er een truck overheen gereden is”, waarschuwde Sam grijnzend. Maar zondag, zondag, zo verzekerde big hands mij, zou ik als een jong hert over een hek springen en nergens last van hebben. “Zal ik ook nog even je benen doen?”, vroeg Sam. Driftig schudde ik in het gat met mijn hoofd waardoor mijn oren zeer deden. Geen denken aan. Dan wist ik zeker dat ik morgen me niet meer kon voortbewegen. Ik kleedde me aan en betaalde de marteling.
 
“Oh jah”, riep Sam me na, “veel water drinken, dan kunnen de afvalstoffen weg. En schrik niet als je een heet hoofd krijgt, daar zijn de afvalstoffen naar toegegaan.” Dat laatste leek me sterk; immers mijn hoofd zit het bomvol hersenen, daar is echt geen plek voor afvalstofjes. Als een plank liet ik me die avond in bed vallen. Nog nooit keek ik zo uit naar de zondag….
 
 

zondag 6 oktober 2013

Ka fietst met dj Clark

Mijn leven gaat vooral niet over rozen. Maar het kan erger, zo constateerde ik vanochtend. Ik had me ingeschreven voor de spinningmarathon. Nou ben ik niet zo van de marathons, maar het feit dat er een dj muziekjes kwam draaien, trok mij over de streep. Dat leek me wel wat.

Dj Clark was al aanwezig toen ik samen met mijn sportmaatje de spinningzaal betrad. Op een stapel steps, waarop ik normaal gesproken lig om mijn borstspier hier en daar wat op te rekken, stond zijn ingewikkelde apparatuur klaar. Hij oogde fris, had een fruitig T-shirt waarop met sierlijke letters stond geschreven: ‘something so beautiful, unbelievable’. Deze mooie woorden stelden mij gerust; dj Clark zou mij wel door die eindeloze fietsles loodsen. Ik vond hem een held. Nu al.

Ongetwijfeld had ie een paar uur daarvoor op een of ander hip dancefeest staan draaien, en hee, nu stond ie hier, in een sportschool op het Mediapark. En wat hem boven zijn hoofd hing, hij kon het niet verzinnen.

Want: enig idee wat er gebeurt als je zo’n twintig man in een hokje stopt, op spinningfietsen zet, de deur dichtdoet, vooral de ramen gesloten houdt en ervoor zorgt dat hun hartslag naar ongekende hoogten stijgt? Precies. Dat wordt warm. Dat gaat stinken. Die fietsers zien er na een kwartier al niet meer uit. En Clarke, die frisse dj, moest dat allemaal aanzien. Na een uur sprong ik van mijn fiets, maakte bijna een zwieper over het vele zweet dat op de vloer lag en trok een sprintje naar de wc. Ik moest erg nodig. Toen ik terug kwam en de spinningzaal binnen glibberde, viel ik zo ongeveer dood neer. Wat een ranzige lucht. Heel ranzig. Dj Clarke verblikte of verbloosde niet. Of hij stond nog stijf van de adrenaline van de nacht ervoor, of hij blokte het.

Ik bekeek deze marathon door de ogen van dj Clark, ik had toch niet veel meer te doen dan fietsen, dus dat kon ik er best even bij hebben. De waanzin van het spinnen werd me duidelijk. Helemaal toen sportschoolmedewerker Paul voor het blok werd gezet en op het podium werd gedirigeerd om ook een blokje te entertainen. Bij het vele zweet dat al van Pauls hoofd parelde, gutste dwars daar doorheen vers zweet. Maar hee, hij kon het nog. Na een aarzelend minuutje kreeg hij een meute spinners in beweging. En hoe! En toen, toen zag ik het gebeuren. Voor het raam stonden de nazaten van Paul. Met open mond keken ze naar binnen, voor zover dat mogelijk was door de beslagen ramen. Daar zat hij. Hun vader. Als een dolle te fietsen, als een pakkendrager te zweten. Je zag ze denken: daar heeft ie het thuis nooit over. Nee natuurlijk niet! Dat zijn zaken die je niet tijdens het diner op tafel slingert. Net als dj Clark never nooit aan zijn collega’s gaat vertellen dat ie tijdens een spinningmarathon heeft staan draaien. Dat zijn uitzicht een een troep hopsende mensen op een stilstaande fiets was. Nee met zo'n anekdote trek je geen volle zalen.

Het uitzicht van dj Clarke. Let wel: hier is de marathon nog niet van start gegaan...
 

Na twee uur lagen er tien dode tenen in mijn keiharde spinningschoenen. Ik had honger, ik had dorst en was er klaar mee. Na wat rekken en strekken stortte ik me op de bananen en mandarijnen. Schaamteloos. Dj Clark deed hetzelfde. Haalde zijn hand door zijn haar en keek of dit alles heel normaal was. Ik begreep het wel. Immers: God is a dj…


woensdag 2 oktober 2013

Ka draait door

Naast het predikaat ‘voetbalmoeder’ kan ik nu ook ‘voetballeider’ plakken. Wie had dat ooit gedacht? Ik niet. Ik vond het een nobel plan iets terug te doen voor de voetbalclub waar mijn oudste sinds kort lid van is. Bovendien: ik zit in between jobs en heb dus tijd. Zeeën van tijd.

Op de dag dat ik 4-1 werd, speelde mijn oudste zijn eerste voetbalpartij ever. We moesten drie kwartier voor aanvang van de wedstrijd aanwezig zijn. Ik vond dat wat royaal maar besloot niet gelijk moeilijk te doen en zorgde dat ik op tijd was. Mijn oudste kon niet wachten. Aangekomen bij de voetbalkantine, meldde ik me keurig in de bestuurskamer. Kleedkamer 1, rechterkant, bromde de man in de bestuurskamer. Ik nam, samen met mijn mede-teamleider, de vijf giganten mee naar de kleedkamer. Daar werd het me pijnlijk duidelijk waarom je drie kwartier voor aanvang van de wedstrijd aanwezig diende te zijn. Vijf giganten in voetbaltenue steken vergt wat tijd, zeg maar.

Keurig in de kleertjes betraden we het veldje. Ik riep ze bij elkaar. Liet ze hun naam zeggen, vertelde hoe mijn mede-teamleidster heette en hoe ze mij mochten noemen. “En ik ben de moeder van hem”, wees ik op mijn oudste, die zo trots als een aap zei: “En ze is jarig.” Een vals ‘lang zal ze leven’ kon ik ternauwernood voorkomen door te roepen: En wat gaan we doen vandaag? Ze keken me niet-begrijpend aan. ‘WINNEN’, vulde ik zelf in. Nog een keer. De tweede keer ging het wel goed.

Ineens gebeurde het. De scheidsrechter floot, ik stond aan de kant en ontpopte me als een doorgedraaide Louis van Gaal. Positief schreeuwde ik ‘mijn’ boys naar het doel van de tegenstander. Dat we het eerste doelpunt cadeau gaven door in het eigen goal te trappen, nam ik op de koop toe. Ik moedigde ze aan, die giganten, zorgde ervoor dat ze bleven gaan. Het ging goed, het stond al 5-1 voor onze jongens. Bij elk goal stierde ik als een dolle het veld in, high fivete er vrolijk op los en werd door de voetballertjes aangekeken of ik niet goed bij mijn hoofd was. Mijn oudste grijnsde. Hij kent me immers. In de rust gooide ik er een peptalk tegenaan, klopte ze iets te hard op hun kleine kleuter-schoudertjes, en hopsa, daar gingen ze weer. Snotneuzen veegde ik af, losgeraakte veters strikte ik vakkundig. En mijn mannen, die deden wat ze moesten doen. Winnen. No mercy. Met een keurige 9-1 verlieten we het veld.

God wat was ik gelukkig. Mijn dag kon helemaal niet meer stuk, toen ik een grote wastas in mijn handen kreeg geduwd vol zweetsokken en shirts. Dat dan weer wel.


Soepel door de knietjes overziet de voetballeider het veld tevreden.