dinsdag 12 augustus 2014

Ka plakt hagelslag vast met jam



Wat een armoe. Met grote, vermoeide poppenogen zit ik voor mijn tent. Ik heb al honderd keer ‘goedemorgen’ gemompeld. Ons plekje is namelijk voor het wc-blok gesitueerd. Dus we zien zo ongeveer alle campinggasten voorbij sloffen. Godzijdank hebben de eigenaren, inderdaad Nederlanders, bedacht dat er wc-papier in de toiletten aanwezig is. Ik hoef dus niet te kijken naar campinggasten die met een wc-rol onder hun arm en met samengeknepen billen zich naar de wc haasten. 

Het was dus een onrustige nacht. De boenders moesten samen op een groot matras in de klapwagen. Dat was lachen. Vonden zij. Na een hoop gedoe sukkelden ze in slaap. Samen met De Man zat ik voor de tent het donker in te kijken. We besloten ook te gaan slapen. Ik stiefelde naar het doucheblok. Poetste mijn tanden, deed mijn lenzen uit. De terugweg werd een uitdaging. Zonder lenzen zie ik amper iets en mijn bril had ik niet bij me. Op de tast vond ik de klapwagen. Ik kroop op het matras, zuchtte diep, wilde net de dag even overdenken, toen ik een donderslag hoorde. Ik schoot omhoog. De donderslag werd opgevolgd door kleinere slagen en veel licht. Vuurwerk. Knoerthard. Huilend en badend in het zweet werd de oudste wakker. “Ik moet poehoepen”, jammerde ie. De kleinste kroop met zijn pluizenbol uit het slaapgedeelte. De Man stond inmiddels voor de tent in boxershort naar het vuurwerk te kijken. Ik bleef liggen. Het had geen enkele zin te gaan kijken. Zonder lenzen zag ik toch niets. De kleinste stuiterde alle kanten op, De Man ging met de oudste naar de wc. Dat vuurwerk had natuurlijk met die feestdag te maken, dacht ik opeens.

De rust keerde weer. Iedereen lag op bed. Ik belandde bijna in mijn zalige remslaap toen mijn kleinste fluisterde: “Mam. Maham. Ik moet plassen.” Op de tast zocht ik naar het emmertje. Gierend plaste ie in het emmertje. Ik zakte ook maar gelijk in een squat om te plassen. Terug naar bed. Op het geluid van een groepje pratende gasten, viel ik in een onrustige slaap.

Om zes uur de volgende ochtend waren de boenders wel klaar met dat slapen. Ik zette koffie en verheugde me op het ontbijt. Ik kwam van een koude kermis thuis. We hadden eigenlijk niks. De planning was dat ik na aankomst, gisteren dus, na naar een Carrefour zou gaan. Maar omdat die Belgen zo nodig feest moesten vieren, ging dat niet door. De kampwinkel! Natuurlijk! We liepen naar de winkel. Wat een teleurstelling. Het was heel klein en er was bijna niets. Zelfs geen boter. Hoe moest ik dan mijn Ed & Fred-hagelslag die ik uit Nederland had meegenomen op mijn broodje vastplakken? Toen de koffie pruttelde, de boenders in de speeltuin speelden, het broodrooster mijn broodjes uitspuugde wist ik het. Die Ed & Fred-hagelslag kon ik natuurlijk met de Ed & Fred-aardbeienjam op mijn geroosterde broodje prakken. Logisch.

Ja, kamperen maakt een mens inventief. Zoveel werd mij wel duidelijk.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten