woensdag 25 september 2013

Ka gaat op schoolreisje

“Vroeger”, zo begon mijn moeder, “hoefden wij moeders niet zoveel op school te doen.” School was gewoon school. Met juffen en meesters die ervoor zorgden dat dat grut leerden lezen en schrijven. Dat is nu wel anders. Juffen en meester van de basisschool, zo heb ik ontdekt, zijn veel meer dan dat. Kleuters die nog niet zindelijk zijn, kinderen uit probleemgezinnen, kinderen met een taalachterstand. Als je een kind hebt dat gewoon zelf naar de wc gaat, kan zeggen hoe ‘ie heet en thuis amper problemen heeft, heb je bijzonder exemplaar.

Enfin. Het jaarlijkse schoolreisje op de school van mijn boenders kwam in zicht. En ja, daar werden hulpmoeders voor gezocht. Of ik? Tijd en zin? Kon ik vorig jaar nog zeggen: “Helaas, de kleinste is nog thuis”, nu had ik geen smoes. Ik zei ja. Had toch geen werk meer. Bovendien: hoe moeilijk kon het zijn?

Nou. Heel moeilijk. Ik kwam op school, iets te laat, en werd naar de lerarenkamer gedirigeerd waar ik een grasgroen-shirtje met de naam van de school erop, aan moest trekken. Omdat ik zo ongeveer de laatste was, lagen er alleen nog maar XS’jes. Dat is een maat die ik aan kon toen ik elf jaar was. Ik zag er in dat shirtje uit als een rollade en kon amper ademhalen. Ik werd gekoppeld aan een andere moeder en samen hadden wij zes kinderen waarop wij moesten letten. Als een dolle leerde ik de namen uit mijn hoofd. Ik haal mijn eigen boenders continu door elkaar, dus we spreken van een uitdaging. Enfin. De bus reed naar het dierenpark. Mijn minst favoriete uitje. Maar ik snap ook wel dat je niet met een basisschool op een handdoekje koele drankjes kan drinken.

We stonden nog maar net bij de beren, toen Sydney jengelde dat ie naar de wc moest. Ik smeekte god op mijn blote knieën of ie ervoor wilde zorgen dat Sydney en de rest van mijn vijf kuikens, niet hoefde te poepen. En als dat zo was, dat ze zelf die kadetten konden afvegen. We sjouwden weer verder. “We willen een tien-uurtje”, deelde Kimberly monter mee. Een wat? Ik kwam erachter dat op school om tien uur wat wordt gegeten. De Dora- en Diego-rugtassen werden open geritst. En wat daar uitkwam… Zakjes met trekdroppen, een zak vol zoete glimwormen, chips, koek…. Het zweet brak me uit. Mijn boenders hadden een broodje en twee pakjes drinken. God wat was ik een rechtsdraaiende scharrel-moeder. Ze zouden me vervloeken, die boenders. Kimberly stampte in
no-time alles naar binnen. Ik deed nog een laffe poging haar af te remmen, maar gaf het al snel op. Word maar misselijk. Als je maar niet over mijn kleinste en mij spuugt.

Na het tien-uurtje sloten we aan in de rij voor de trein. Het treintje kwam in zicht, moest een laatste bocht nemen en ontspoorde. Hoe was dit nou weer mogelijk? De student die de trein bestuurde kreeg het warm. Verloor zijn geduld. Snauwde naar de passagiers. Belde een collega en samen kregen ze de trein weer op de rit. We vlogen op de oncomfortabele bankjes. Evenals daarvoor, ontspoorde ook onze trein. Ik vond het gesneden en bleef niet als gekke Gerrit met mijn knieën in mijn nek zitten, en stapte uit. Mijn kuikens volgden. Dacht ik. De snelste van het stel, bleef nu zitten. Ik was m kwijt. Ik zocht. Riep zijn naam. Niks. Nada. Het zweet brak me uit. Hoe was het mogelijk. Net toen ik een Amber-allert de wereld in wilde jassen, kwam Stefano kalm aanlopen.
 
Met mijn knieën in mijn nek in het treintje dat ontspoorde.
 
Terug in de bus viel een aantal kinderen in een diepe slaap. Ik ook. Ik was gesloopt. Volgende keer wil ik weer gewoon was-moeder zijn. Dan krijg ik een zak was in mijn handen geduwd en dan word ik geacht deze in de wasmachine te stampen.

Die verantwoordelijkheid kan ik beter handelen.

zondag 22 september 2013

Ka gaat bootcampen

Ooit, nu weet ik in een vlaag van verstandsverbijstering, schreef ik mij in voor een hardloopcursus voor beginners bij de Gooise Atletiek Club. De voordelen lonkten; hardlopen kon ik altijd doen, lekker buiten hollen, mijn hoofd leegmaken. Bovendien had ik een vader die zijn hand niet omdraaide voor een marathon. Na een week of drie zwoegen op de Gooise heide kwam ik tot de ontdekking dat mijn vader mij veel van zijn gennetjes had geschonken, maar dat ie het hardloop-gen voor het gemak was vergeten. Toen de fanatieke trainer, zo een met een zweetband om zijn hoofd, naar de andere kant van de hei wees, uitlegde dat we daar naar toe moesten hollen en als we bij het eind waren weer terug moesten rennen, hing ik mijn veel te dure hardloopschoenen in de wilgen. Hoe zinloos kon het zijn?

Die veel te dure hardloopschoenen heb ik nooit weggegooid. Vanochtend heb ik ze zelfs weer afgestoft. Bij mijn volle bewustzijn heb ik ‘ja’ gezegd op de uitnodiging om mee te doen aan een bootcamp. Toen ik vanochtend mijn ogen opendeed, dacht ik verward: wat is er ook al weer? Het schoot me onmiddellijk te binnen: ik was boventallig en ik ging bootcampen. Hell! Ik haalde mijn sportmaatje op. Samen fietsten we naar het plek des onheils. De frisse bootcampers druppelden binnen. Sommige op de fiets, andere met de auto.

We waren compleet, zo constateerde de bootcampjuf tevreden. “Kijk uit, hondendrollen”, en zoef, daar gingen we. In een draf de hei op. De zendtoren was in mist gehuld. Mijn hart bonkte als een bezetene. Uiteraard liep ik achteraan, maar thank god, ik liep. Gelukkig stopten we. We gingen even wat oefeningen doen. Op een omgezaagde boomstam squatten. Sorrieh? Ik besloot achter de boomstam te squatten. Ik was tenslotte voor het eerst en was nog maar net bezig met bodybalance, dus aan die balans werd gewerkt. Toen kregen we het commando ‘opdrukken met je handen op de boomstam’. Dat was te doen. Opdrukken met je voeten op de boomstam en je handen in de kleine steentjes was dan weer minder grappig. Voorzichtig vroeg ik mijn buurvrouw of het niet zeer deed bij haar. Ze knikte. Ik zuchtte opgelucht. Ik was geen mietje.
 
 
 
 
Goed, op een draf verder. Mijn hartslag werd torenhoog. Mijn hoofd nam de kleur aan van een tomaat. Zelfs mijn lenzen besloegen. Op een veldje gingen we oefeningen doen. We stonden tegenover elkaar. Moesten sprinten, op onze rug liggen, uitstrekken, opstaan, in de lucht springen en weer sprinten. Bij de uitleg kreeg ik het al Spaans benauwd. De uitvoering was erger dan ik had kunnen bedenken.

Het makkelijkste was het op mijn rug liggen en uitstrekken. Dat kon ik echt goed. “Opstaahaaaan en gaaahaaaan”, hoorde ik. Oh ja. Ik veerde op, sprong omhoog en zette aan. Met mijn wilskracht was niks mis, maar aan de rest wat ik nodig had om deze bootcamp te overleven schortte van alles. Ineens realiseerde ik me wat die kandidaten van het televisieprogramma Obese moesten doorstaan. Met een overgewicht van heb ik jou daar, met veel te zware ballen zeulen, op hun rug liggen en omhoog zien te komen. Zo voelde ik me ook. We holden weer vrolijk terug. Op naar de vijf minuten rek- en strekoefeningen. Mijn harstslag daalde, ik kreeg weer babbels en vond het stiekem toch wel heel leuk, dat buitensporten op zondagochtend. “Weet je wat ook heel leuk is”, vertrouwde een bootcamper mij toe, “bootcampen in de sneeuw.” Ik keek haar niet-begrijpend aan. Zij had geen idee hoe ontzettend onhandig ik ben in winters weer. Het was zinloos dat deze bikkel uit te leggen, ik waagde me er niet aan. Ik glimlachte en knikte. Dit waren echt helden.

Na de bootcamp stapte ik op mijn spinningfiets. Langzaam voelde ik de vermoeide spieren tot leven komen. Ik was trots. Ondanks het missen van een hardloop-gen had ik het toch maar mooi geflikt.
 
                                          Uitgeput, met mijn handjes truttig in elkaar op de foto. Maar hell yeah! bootcamp overleefd!

 

 

maandag 16 september 2013

Ka is boventallig

Vandaag, op de dag dat ik, na een onaangename break van een paar maanden, weer fulltime aan de slag ging, kreeg ik een telefoontje dat mijn leven in een klap veranderde. Ik ben boventallig. Teveel. Ik moet eruit. De laatste tijd hoorde ik niet anders. “Ja joh, zij van nummer 16 is boventallig verklaard. Wist je dat al?” Nee. Wat vervelend voor haar van nummer 16. En hopsa, ik ging weer verder met het schillen van mijn aardappels. Boventallig. Het zei me zo weinig.

Sinds vandaag ben ik ervaringsdeskundige. Ik heb zo’n telefoontje gekregen. Zo eentje waar je hart heel snel van gaat kloppen. De tranen in je ogen springen. Je hoofd ontploft. Jeetje.

Toen ik het hoorde, was ik thuis. Godzijdank. Alleen zijn en het slechte verhaal alleen verwerken, was wat ik wilde. De geruchtenstroom kwam op gang. Mijn telefoon bleef gaan. Met mij kregen veertien anderen ook dit slechte nieuws te verwerken. ’s Ochtends had ik het slecht. Ik was bezig met de deadline van de krant, en plichtsgetrouw als ik ben, vond ik dat ik mijn krant moest afmaken. Het zou verdorie mijn laatste zijn! Het moment dat ik de laatste punt intikte naderde. Ik slikte. Zag de punt op het computerscherm verschijnen. Punt. Uit.

Ik leunde achterover op mijn stoel. Nam een bak koffie. Warmde mijn koude handen. Wat een finale. Ik voelde. Wat deed dit met mij? Ik had geen collega’s meer. Mijn verhalen in de buurt zouden niet meer in de krant verschijnen. Als mensen geïnteresseerd vroegen wat ik deed, kon ik niet meer trots zeggen dat ik voor de krant werk. Verhalen schrijf. Ik was Ka Werkeloos. In between jobs. Dat klonk misschien beter.



Maar die verhalen kon ik misschien wel blijven schrijven. En was het niet zo dat elk einde de geboorte van een nieuw begin was? Bovendien zou alles open liggen. Als een soort lente die in de lucht hangt. Ik zou op mijn gemak eens gaan bedenken wat ik wil. Wat ik kan. Wie mij kan helpen. Ik hoefde niet meer zo allejezus vroeg op zodat ik om half zeven ’s ochtends fris en vrolijk achter mijn bureautje zat. Niet meer voor de hele goegemeente koffie te halen. Ik werd dan wel bruut uit mijn comfortzone getrokken, maar misschien was dat juist wel heel goed. Ik moest weer in actie komen. Mijn netwerk aanspreken. Zoeken. Kijken. Vinden.

Ik besloot eerst het snot voor mijn ogen te spinnen. Dat had mij immers altijd geholpen. En al zouden de antwoorden op al mijn vragen door het fietsen niet worden beantwoord, ik was in elk geval zo uitgeput, dat ik in elk geval een goede nachtrust zou hebben.

En dat is ook wat waard.

zondag 15 september 2013

Ka pumpt op het strand

Zo’n half jaar geleden opperde mijn sportjuf en groene smoothie-goeroe mee te doen aan het Les Mills Beach Workouts 2013. De dag dat ze dat voorstelde, scheen het zonnetje, ontwaakte het voorjaar en begon ik redelijk in de stemming te komen. Sporten op het strand. Het was wat anders dan liggen op mijn handdoekje op het strand en koele drankjes drinken, maar goed, die groene smoothies vond ik aanvankelijk ook geen aantrekkelijk plan en daar had ze me toch ook maar mooi aangekregen. Ik dacht: just do it.

Ik charterde mijn sportieve en gezellige collega, we ronselden nog wat fanatiekelingen op de sportschool, schreven ons in en genoten van de zomer. Aan de workouts van die Les Mills dacht ik niet meer.

Tot de organisatie mailtjes begon te sturen om ons, sporters, te enthousiasmeren. Met klap op de vuurpijl meldde de organisatie zo trots als een pauw dat Monk het event zou afsluiten. Monk?! Ja Monk! Alias George Foreman III, de zoon van de legendarische profbokser George Foreman. Ik was om. Weer of geen weer. Ik moest Monk zien.
 
De week voor het event, zoals Les Mills maar bleef schreven, hield ik het weerbericht nauwlettend in de gaten. Regen. Wind. Hier maar vooral daar een bui. De avond voor het event zag ik dat het er vooral geen zon zou schijnen. Daar gingen we, mijn collega en ik, op zaterdagochtend op naar Scheveningen. Met mooi weer verlieten we ’t Gooi en richting kust striemde de regen tegen de autoramen. We hielden de moed erin. Is straks over. Vast. We parkeerden de auto, liepen richting strand, een stevige wind blies me uit mijn figuur, het opvliegende zand scrubde mijn huid. Ik hield stand en bereikte veilig een strandtent waar het haardvuur behaaglijk knapperde.

Op de afgesproken tijd betraden we de sportarena van Les Mills. Daar stonden we. Het was droog. Er was zand. Veel zand. Ik haat zand. Het is te doen als ik doodstil op mijn handdoekje koele drankjes kan drinken, maar bewegen in zand is een toestand. Mijn sportschoenen zaten binnen no time al snel vol irritante korrels. De master pumptrainers betraden het podium. Een van de vijf had bovenarmen zo groot als mijn bovenbeen maar dan gespierd. “Die leed vroeger aan obese”, vertrouwde mijn pumpjuf mij toe. Ah. Er was nog hoop.

Ken van Barbie met zijn beste armen...

Balancerend in het zand met de gewichten op mijn nek, stond ik te hannesen. God wat verlangde ik naar mijn handdoek en koele drankjes. Daar dacht die vleesgeworden Ken van Barbie heel anders over. “The pain you feel to today, is the strength you’ve tomorrow!!!”, knalde hij over het strand. Het was nog maar de vraag of ik die tomorrow zou halen.
 
 
 
Inmiddels zat het zand overal, was er op de plek waar ik mij bewoog een kuil zo diep ontstaan waar een Duitser jaloers op zou zijn, en vond ik het wel weer welletjes. De zon scheen, dat wel. Nadat we de pumples joelend afsloten, was het de hoogste tijd voor Monk. We zaten er klaar voor. Op de tribune die verder tamelijk leeg was. Daar liep iets. Zou dat? Is dat? Het zag er wel uit als een monk. Ik zat op het puntje van mijn stoel. Ja. Het was monk. Monk krabde opzichtig aan zijn edele delen, bolde zijn schouders en liet zijn armen slingeren. Het was me duidelijk waar zijn bijnaam vandaan kwam. Redelijk ongeïnspireerd sloot Monk het event af met een demonstratie van disque; een dodelijk saaie workout met touwtjes en weerstand. Ondanks mijn teleurstelling, joelde ik naar Monk en verliet met mijn sportmaatjes de arena.
 
 
 

We sloten de dag af met het drinken van koele drankjes. Zonder handdoek, maar met een warm vuurtje. Dat dan weer wel.
 
 


En nog wat foto's opdat we niet vergeten:
 

 

 

 
 

woensdag 11 september 2013

Ka wordt voetbalmoeder

De kans dat mijn boenders op ballet gaan, is gering. Tuurlijk, zijn er zat jongetjes die het ambiëren om een pirouette op hun spitzen te maken, maar eerlijk gezegd zie ik mijn mannen dat niet doen. Gevoelsmatig zeg maar.
 
Hoewel ik zelf waterpolo in mijn hoofd had, want daar krijgen ze zo’n gave schouderpartij van en het moederoog wil tenslotte ook wat, dacht mijn oudste daar heel anders over. “Ik wil op voetbal.” Ik verstijfde. Oh mijn god. Voetbal. Ik zag mezelf al staan op winderige, regenachtige zaterdagochtenden langs de lijn van de voetballende peanuts. Met van die ouders die vast retefanatiek hun kroost in beweging schreeuwden. Maar ook zag ik Sylvie van der Vaart voor me. Rijkdom. Dansende blonde lokken, eindeloos figuur. Ik zag mijn zoon, een voetballer van formaat, voor tonnen verkocht worden aan andere voetbalclubs en zijn moeder nimmer vergat. “Want”, zo vertelde hij in interviews, “dankzij mijn moeder ben ik zo ver gekomen.” En pats, daar kreeg ik een vakantiehuis op Ibiza voor mijn verjaardag.

Ik belandde weer op aarde. Goed. Voetbal. Waar moest ik beginnen? Ik informeerde hier en daar. “Mwoah, jah, god, je kunt overal heen. ’t Gooi, Wasmeer…” Facebook bracht uitkomst: een van mijn vrienden deed een oproep. Wasmeer kon ‘gigantjes’ gebruiken. Gozertjes van 5/6 jaar. Nou dat trof: ik had een gigant van 6 jaar thuis lopen die wilde voetballen.

En zo stond ik op een onmogelijke tijd op woensdag –van 18.00 tot 19.00 uur- langs het veld. Samen met mijn kleinste die over een jaar ook een gigant is, of ie nou wil of niet, en met een trotse opa en oma. De jochies ontroerde me, mijn oudste het meest. Trefzeker trapte hij die bal. God. Ik glom. Wilde al die ouders langs het veld er fijntjes op wijzen dat die daar, die zo goed bezig was, de mijne was. Ik besloot het niet te doen. Ik zou namelijk week in week uit met deze ouders op dat onmogelijke tijdstip staan. Mijn bodypumples moest ik opofferen. Maar ja, je bent een voetbalmoeder of niet…

Van het spelletje snap ik overigens niet veel. Vroeger wel, toen ik in de kroeg zat, met twee bier in mijn hand, turend naar een groot scherm waarop Oranje speelde. Toen was ik deskundig. Maar nu? Het zweet brak me uit. Maar wederom kwam een helpende hand via Facebook…

Dit is mijn bijbel de komende jaren!
 

Inmiddels ben ik de bezitter van het boekje “Moeders langs de lijn”, geschreven door Sandra Blikslager. Met een voetbal ABC, antwoorden op vragen als: waarom Marokkanen hun onderbroek aanhouden tijdens het douchen. Kortom dit is mijn bijbel. Die ik over twintig jaar, in de vuurkorf in de tuin van mijn huis op Ibiza, ongetwijfeld ritueel kan verbranden omdat ik dan wederom een deskundige ben.

Maar eerst zal ik me door ellendige jaren met trainingen, voetballertjes naar de tegenpartij rijden en smerige wassen wassen, moeten slaan. Want ja, je bent een voetbalmoeder of niet…