vrijdag 18 oktober 2013

Ka doet ’t vrijwillig

Het voordeel van even zonder werk zitten, is dat je focus een stuk breder wordt. Leed ik tijdens mijn betaald werkend bestaan aan een soort van tunnelvisie, nu zie ik het veel scherper. Mijn leven voor mijn boventalligheid kort samenvattend: drie dagen werken, vier dagen thuis waarvan twee voor mijn boenders zorgen, op alle dagen zooi aanharken, was doen, tuin bijhouden, De Wereld Draait Door kijken, sporten, naar de schoonheidsspecialiste, praten met de buurvrouw, bloggen, verjaardagskaarten sturen en slapen. Dat dus. Nu kan ik al deze activiteiten uitsmeren. Wat een heerlijkheid. Ik vind dan ook dat ik er best wat bij kan doen.

Ik speurde op het internet naar vrijwilligerswerk en belandde in de vacaturebank. De leukste banen kwamen voorbij. Het stemde mij vrolijk, die vacaturebank. Ik pikte er eentje uit. Een PR-medewerkster in een museum. Ik vulde het formulier in en het duurde niet lang of ik werd gebeld. Of ik langs kon komen. Maar natuurlijk. Ik fietste als een malle naar het museum, dat door mijn boenders steevast het Stenenmuseum wordt genoemd. Daar ik niet zoveel met spullen van weleer heb, was ik er zelf nog nooit geweest. De gemiddelde leeftijd van de vrijwilligers aldaar lag net effe hoger dan mijn leeftijd, maar een frisse wind kan enorm aangenaam zijn, zo dacht ik optimistisch.

Al snel had ik in de gaten dat mijn ADHD-manier van praten zorgde voor samengeknepen billen bij de twee vrijwilligers die de ‘intake’ deden. Ik stuiterde dat social media het helemaal was, ook voor het museum en dat Facebook van levensbelang was en dat ik, Ka, ervoor kon zorgen dat het museum gezien werd. Naarstig zochten de intakevrijwilligers naar een boterhamzakje om in het blazen. Tevreden leunde ik, met mijn armen over elkaar, naar achter. Zo. Ik had mijn punt gemaakt.

De intakevrijwilligers keken elkaar aan. Wat moesten ze in godsnaam met mij aan, leken ze te denken. Ik haalde adem en zei dat we het ook best rustig aan konden doen hoor. Dat ik dat heus best wel kon. Zichtbaar opgelucht keken de intakevrijwilligers mij aan. Ze ‘zouden mij bespreken’ in de vergadering.
 
"U hoort nog van ons."
 
Tot mijn grote vreugde kreeg ik een formulier mee. Ik juichte te vroeg; het was een nog nietszeggend formulier. Vooralsnog had ik een proeftijd van twee maanden. Daarna zou ik een evaluatiegesprek met de voorzitter van het bestuur krijgen en als hij tevreden was, dan was het zover. Dan kreeg ik het predicaat vrijwilliger opgeplakt. Dat was nog eens ergens de tijd voor nemen. Niks doorpakken maar nadenken, overwegen, nadenken, in de groep gooien om tenslotte een besluit te nemen.

Ik grijnsde op de weg terug. Zo langzaam mogelijk fietste ik naar huis, zodat ik vast kon wennen aan een wat lager tempo waardoor ik uitstekend in de groep zou passen. Want daarvan was ik overtuigd.