maandag 31 maart 2014

Ka hoort het over de schutting

Ja, achter de schuttingen vinden allerlei bezigheden plaats...
“Godnondeju! Wat een takkeding!”, hoor ik aan de andere kant van de schutting. Dat is niet mijn oude, keurige buuf, nee, dat is haar tuinman. “Met dit ding kan ik toch geen gras maaien. Dat kan niet. Dat kan gewoon niet.” Hoewel ik haar niet kan zien, weet ik zeker dat ze haar schoudertjes ophaalt. De tuinman baggert door de grasmat. “Oooohoooh, livin on a prayeeeer”, zingt hij nu heel vals mee met Bon Jovi. “He? Wat zegguuu? Een kopje thee? Hebbuuu ook cola?” Het wordt rustig aan de andere kant van de schutting. Mijn oude buuf drinkt een kopje thee met haar tuinman. Na een stief kwartiertje gaat ie weer aan de gang.

“Ik wil een heidetuin”, vertrouwde mijn oude buuf mij laatst toe. Om daar een begin mee te maken, had ze twee minuscule plantjes hei gekocht. “Kijk, daar staan ze”, wees ze me. Ik keek haar aan. “Wat denk je? Zal ik ze nog weelderig en tierig zien worden?”, grinnikte ze. Ik vrees het niet. Naast die minuscule plantjes hei staat er in haar tuin een scheve heg, een veel te grote kluit lavendel, struikjes die al jaren terug overleden zijn en hier een daar een verdwaalde bloembol. Deze flora is geplant in een uitermate hobbelig landschap. Of liever gezegd: de tuinman heeft voor deze hobbelige toestand gezorgd. Die kan namelijk niets normaal. De deur  van zijn Opel Corsa doet ie niet met zijn hand dicht, nee, daar gebruikt hij zijn rechterbeen voor. Ik probeer het te vermijden, maar mocht ik onverhoopt naar buiten moeten als hij de voortuin onder handen neemt, zorg ik dat ik een helm op heb. De keren dat de bezem van de steel afvloog zijn niet te tellen. Als ie blad weg blaast, zit ons hele huis onder de tuinafval. En als hij harkt, ja, dan er ontstaan er hobbels. Veel hobbels.

“Ach, het is zo’n aardige jongen”, vergoelijkt mijn oude buuf de brute tuinman als ik vraag waarom ze m steeds weer belt. Driftig veegt ie bladeren van het pad. “Waar motten die bollen kommen?”, vraagt ie mijn oude buuf, terwijl hij met een enorme schep kuilen graaft. Mijn oude buuf aarzelt. Dat duurt hem te lang. Hopsa. Hij flikkert de bollen in de door hem gegraven kuilen. “Dan is het verrassing wanneer er bloemetjes komen”, grijnst hij dom. Mijn oude buuf knikt. Ook dom.


Niet veel later gaat de telefoon. Mijn oude buuf. “Ik kom eens even vragen hoe het met je is. Jij bent ook altijd druk he? Ik zei laatst nog tegen Cornelia, meid, zei ik, mijn buurvrouw is een bezig bijtje. Je hebt ook zulke leuke jongetjes. Enig. Echt enig. Mijn tuinman vindt dat ik een nieuwe grasmaaier moet kopen. Hij zegt dat hij met dat oude ding van mij niet kan werken. Nou, dat moet hij dan maar zelf regelen. Hoe moet ik zo’n grasmaaier thuis krijgen? Kan ‘m moeilijk op mijn rug nemen.” Abrupt staakt ze het gesprek. “Oh!”, zegt ze zacht, “ik moet ophangen. De tuinman bonkt tegen het raam. Hij wil zijn geld.” Ik hoop dat haar raam er nog in zit. Als ik de Opel Corsa knoerthard de straat uit zie en vooral hoor rijden, gaat de telefoon weer. Mijn oude buuf.  Of ik een kopje thee kom drinken. “Hebbuuu ook cola?”, gier ik het uit. Hoewel ze geen idee waarom heeft, giechelt ze vrolijk met me mee. En schenkt een cola voor me in.  

Het duurt nog wel even voordat mijn oude buuf zulke grote mooie heideplanten in haar tuintje heeft staan....

vrijdag 28 maart 2014

Ka vreet Joël Dicker

Lekker lezen aan de grote tafel. 


Soms dan komen er van die boeken voorbij die je grijpen. In je nekvel. Die je door elkaar schudden en vooral niet meer loslaten. 'De waarheid over de zaak Harry Quebert' is er zo een. Geschreven door Joël Dicker. Een boek van ruim zeshonderd bladzijden en de laatste twee weken sleepte ik deze kiloknaller overal mee naar toe. Voor het geval ik even vijf minuten niets te doen had, kon ik mooi verder lezen. Hulde aan Joël Dicker. 

Enfin. Stof genoeg voor een blog inderdaad. Te lezen op www.damespraatjes.nl



Tot diep in de nacht letters vreten.



vrijdag 21 maart 2014

Ka zwaait als een zot

Mijn kleinste zit op zwemles. Maar dat wil ie niet. Hij kan het wel. Vanaf maandag wordt ie zenuwachtig en meldt dan dagelijks: 'Ik wil niet naar zwemles'. Donderdag is de dag. Eerst een lange dag op school met als kers op de taart: zwemles.

Een hele toestand. Maar wel weer stof voor een blog. Te lezen op www.damespraatjes.nl

Als een koalabeertje zit mijn kleinste op de rug van de juf geplakt.

maandag 17 maart 2014

Ka wil geen haardroogkap muts

Als ik op weg ben naar de buurtsuper en bij haar naar binnen kijk, geloof ik mijn ogen niet. Ik draai me niet eens om om terug te lopen, maar zet mijn lijf in z’n achteruit en blijf voor haar raam stilstaan.

Darth Vader in het zwart. Mijn oude buuf leek op Darth maar dan in het wit.

Wat zit daar nou aan tafel? Is dat de witte uitgave van Darth Vader uit Star Wars? Leeft het überhaupt wel? Ja. Het leeft want het zwaait. Moeizaam schuift mijn oude buuf haar stoel naar achteren en sloft naar de voordeur. Ze doet de deur open en ik weet gewoonweg niet waar ik moet kijken. “Wat heb je nou op je hoofd?”, vraag ik op gepaste afstand, bang dat het witte gevaarte elk moment kan ontploffen. Verbaast kijkt ze me aan. “Gewoon, een haardroogkap muts”, haalt ze haar schouders op. Ze ziet er uit als een mislukte smurf. “Een haardroogkap muts?”, herhaal ik haar antwoord dom, terwijl ik razendsnel uitreken hoeveel punten me dat bij een potje Scrabble oplevert. Mijn haardroger past in mijn hand, heeft een snoer en stekker en blaast. Nooit eerder zag ik zo’n gevaarte. Mijn oude buuf giechelt. “Ja, ik heb mijn haar gewassen en dan zet ik mijn haardroogkap muts op.” Ze kijkt langs me heen en zwaait naar buurvrouw Cornelia. “Hee, Cor, hoe is het met je?”, vraagt ze alsof ze er niet uitziet als een buitenaards wezen. Traag draait Cornelia haar hoofd. Thuis noemen wij haar de schildpad omdat ze zo verschrikkelijk langzaam loopt. Altijd ben ik bang dat ze niet goed wordt, precies voor mijn raam. Dat ik er dan ook iets mee moet. “Goed hoor”, zegt ze langzaam. Ik voorzie een lang gesprek en wrijf in mijn handen.

“Heb je je haar lekker gewassen?”, vraagt Cornelia die duidelijk wel weet wat mijn oude buuf op haar hoofd heeft. Mijn buuf knikt. “Ik moet ook ergens nog zo’n ding hebben. Maar tegenwoordig ga ik naar de hoek. Naar die kapper. Wil jij mijn haardroogkap muts misschien hebben?” Vraagt ze dat nou aan mij? Zou ze weten dat ze het echt hardop zegt?! Ze herhaalt haar vraag terwijl mijn oude buuf mij iets te hard in mijn bovenarm prikt. “Ze vraagt je wat.” Ik glimlach mijn liefste lach. “Nee buurvrouw Cor, ik hoef geen haardroogkap muts. Ik heb een föhn.” Voordat ze me de voordelen van de haardroogkap muts uit de doeken kan doen, spring ik als een jong hert over het muurtje, steek mijn hand op en speer naar mijn eigen huis. Zo snel dat buurvrouw Cor me niet kan volgen.


Thuisgekomen speur ik internet af. Op zoek naar de haardroogkap muts. Verdomd. Ze zijn nog gewoon te koop ook. Terwijl ik mij verwonder, gaat de bel. Daar staat ze, mijn oude buuf met haar haardroogkap muts op en haar postbode schoentjes aan. In haar hand heeft ze een plastic zak met een koek. “Hier voor jou, notenkoek uit Groningen.” Ik bedank haar en vraag haar waarom ik dit krijg. “Omdat je mijn kliko achterom hebt gezet.” Logisch. Ik kijk naar de koek. Mijn oude buuf ziet het. “Ik heb er een stuk vanaf gesneden, was benieuwd hoe ie smaakte.” Met de hakken van haar postbodeschoentjes tegen elkaar aan, draait ze om. Ik hoor de haardroogkap muts ruizen. “Is oké”, mompel ik terwijl ik van de ene in de andere verbazing donder. “Met een beetje roomboter erop, is die koek helemaal niet te versmaden.” Goede raad, van een goede buur. Kom er nog maar eens om….

Meer blogs lezen? Wekelijks blog ik voor www.damespraatjes.nl!

vrijdag 14 maart 2014

Ka domweg gelukkig

Jaaa! Het is Boekenweek. Heerlijk struinen in de boekwinkel, op zoek naar een leuk boek. En hoe fijn dat je daarbij een boekenweekgeschenk krijgt. Ik hou er zo van. Dit jaar is het boekenweekgeschenk geschreven door Tommy Wieringa. Een mooie jonge vrouw. Zo heet het. En ja! Het is leuk.

Ik heb er een blog overgeschreven. Is te lezen op www.damespraatjes.nl

Over vroeger. Het eetlezen met mijn vader. Over hoe hij jodelde in de keuken...


vrijdag 7 maart 2014

Ka poetst haar tanden

De tandarts en ik kennen elkaar nu al zo'n kwart eeuw. Aardig man. Maar god wat een een fout beroep heeft ie toch gekozen... Kleinste heeft, net als ik, een zwak gebit. Om vast aan elkaar te wennen gaat hij eens in de drie maanden naar tandarts. En dat gaat niet altijd zonder slag of stoot.

Lees mijn blog maar op www.damespraatjes.nl

Maar gelukkig is daar grote broer om mijn kleinste een hart onder zijn riem te steken...

donderdag 6 maart 2014

Ka moet naar de borstenpletter

Een half jaar geleden maakte ik kennis met mijn nieuwe huisarts. Een kordate dame. Ze vroeg naar de medische geschiedenis van mijn familie. Toen ze hoorde dat mijn moeder rond haar vijftigste borstkanker had gehad, werd ze alert. Of ik dat al eens had laten controleren? Ik schudde driftig mijn hoofd. Het idee dat mijn bollen zouden worden geplet in zo’n apparaat leek me weinig aantrekkelijk. Ik nam het aanvraagformulier voor een foto aan, stopte het diep in mijn tas. En vergat het. Tot Esther, mijn oud-collega, mij vroeg of ik al bij de borstenpletter was geweest. Nee. Jahaa, ik ga heus wel.

Een half jaar later zit ik in het mamacentrum. Vriendelijk kleuren, fijne stoelen en gratis koffie in deze wachtruimte. Andere wachtende dames. Sommigen kijken heel zorgelijk. Zouden zij al ellende hebben? Verdorie. Nu ik hier zit word ik toch een beetje nerveus. Had me nog niet gerealiseerd dat ik te horen kan krijgen dat het foute boel is. Ik scan het nieuws op mijn telefoon. Krijg nou wat. ‘Ademtest kan mammogram vervangen’. Zie je nou wel? Ik had nog een half jaartje moeten wachten. Dan hadden mijn bollen niet in de pletter gehoeven. Gewoon even diep in- en uitademen en klaar.

“Mevrouw van Leeuwen?”. Goed. Daar ga ik. Gelukkig geen woest aantrekkelijke arts in opleiding, maar een vriendelijke radiologe. Zo eentje die me uitlegt wat er met mijn bollen gaat gebeuren. Ik kleed me uit en sta voor het koude klinische apparaat. Ze pakt mijn rechterborst en moedigt me aan er achteraan te gaan. Ik lijk wel een homp klei. “Heb je een elastiekje voor je haar”, vraagt de vriendelijke radiologe me. Ik klei mijn rechterborst weer aan mijn lijf en spit mijn handtas uit. Nee. Ik heb van alles maar geen haarstiekje. Niet uit het veld te slaan, deze radiologe. Ze pakt een rubberen handschoen en draait die in mijn haar. Het zit. Wederom boetseren we samen mijn rechterborst weer op de plaat. We worden er handig in, de radiologe en ik. De plaat zakt. Zo. De tranen springen in mijn ogen. Das best strak. Ik doe het heel goed, moedigt de radiologe me aan. Mijn linkerborst ondergaat hetzelfde lot.
Ik mag me weer aankleden en moet wachten op de uitslag.

“Mevrouw van Leeuwen? De dokter wil toch nog even een echo doen.” Mijn harstslag schiet omhoog. Ik kleed me weer uit en ga liggen. De radiologe legt een rode geruite handdoek over mijn bollen. Ik krijg het koud. Daar komt de arts. Ze pakt het apparaat en maakt een echo. Ik ben al een stap verder en denk aan een punctie. Las ik op internet. Het zal toch niet? De arts tuurt naar het scherm. “Zo!”, spreekt ze verlossende woorden, “het ziet er allemaal goed uit.” Ik haal opgelucht adem en kleed me weer aan.


Als ik weg wil lopen, roept de vriendelijke radiologe me na. “Mevrouw van Leeuwen! Kom nog even.” Nee hè. Het was toch goed? Ze wijst naar mijn haar. “Zal ik de handschoen eruit halen”, zegt ze ernstig. Mijn hartslag daalt. “En mocht het nog een keer nodig zijn: handschoen maat L. Dat past prima.” Grijnzend verlaat ik het ziekenhuis. Op naar mijn vriendinnen en koffie.


maandag 3 maart 2014

Ka in de molen

“Gaan we nog wat leuks doen?” is de eerste vraag die mijn boenders stellen als ze ’s ochtends, ongeacht het tijdstip, hun ogen opendoen. De vraag irriteert me. Het is een vraag, maar voelt als een verzoek. Een bevel. Een order. Wij Willen Wat Leuks Doen, Ja?! Dat. Meestal antwoord ik dat ik het nog niet weet en dat we het wel zullen zien. Vooralsnog nemen ze daar genoegen mee.

Vandaag kan ik op hun standaardvraag ‘ja’ antwoorden. We gaan wat leuks doen. We gaan naar opa in Wassenaar. Mijn boenders juichen. Een uurtje rijden. De grootste blijft wakker en kletst gezellig met me, de kleinste is in slaap gesukkeld. Als we bij opa aankomen, wordt ie wakker. Hij springt uit de auto en stiert naar binnen met mijn oudste in zijn kielzog. Opa moet even wennen aan zoveel kabaal. Hij treft het niet, van een week vakantie –en dus 24 uur per dag samen- worden ze vooral niet rustig. Integendeel. Het punt dat ze elkaars hersentjes inslaan is bijna bereikt.
“Kijk eens wat ik voor jullie heb meegenomen?”, straalt opa. Mutsen en handschoenen uit Sochi. Als twee zotten zitten ze op de bank met hun muts en veel te grote handschoenen. “Ze hadden maar één maat”, haalt opa zijn schouders op.
Als het aantal decibellen is overschreden, trekken we onze jassen aan en gaan naar de winkelstraat. “Gaan we een tosti eten, opa?”, vraagt mij oudste. Opa vindt het prima. “Ik wil naar de molen”, juicht mijn kleinste. De wieken draaien. “Als de wieken draaien, dan is de molen open”, weet opa. Mooi. Eerst een tosti eten dan naar de molen, vul ik het programma soepel in. In het cafeetje is het niet druk. Een paar keurige Wassenaarse dames eet met een zuinig mondje een broodje. Nadat mijn oudste een sliding maakt tussen de tafeltjes en mijn kleinste net even te hard zegt dat ‘ie moet poepen, plaatsen we onze bestelling. Opa kijkt naar buiten. Ik bestel een soep. Krijg daarbij een klein stuk stokbrood. God wat ben ik blij dat mijn boenders hun side salad laten liggen. Als een hongerige wolf eet ik hun restjes op.

Om tijd te rekken laat ik mijn twee boenders uit raampje kijken. Ik heb tijd nodig om te bedenken hoe we dat kolere trappetje afgaan...

Op naar de molen. Hoe Hollands, denk ik chauvinistisch. “Ik ben er ook nog nooit in geweest”, biecht opa op. Het trappetje naar de eerste verdieping is steil, maar te doen. Het tweede trappetje wordt al een beetje een toestand. Erg steil en twee oude touwen fungeren als leuning. Ik haal diep adem en loop naar boven. Daar staan we. Boven op de molen. Mijn boenders vliegen naar het randje. Terwijl het centrum van Wassenaar voor mijn ogen begint te wiebelen, roep ik ze paniekerig terug. “Maham, dit is cool”, vindt mijn oudste. Ik vind het helemaal niet cool. Ik vind het een gammele molen. “Kom we gaan naar opa”, sis ik. Opa was zo wijs om het tweede trappetje te laten voor wat het is. Met een soepele beweging draait mijn oudste zijn been op het steile trappetje en trippelt naar beneden. Ik kijk naar beneden en voel mijn bloed heel snel stromen. Oh Mijn God. Hoe kom ik naar beneden?! Mijn kleinste piept dat ie niet durft. Ik ook niet. Oh! Waarom zijn we naar boven gegaan? Ik roep opa en laat mijn handtas zakken. Ik moet met zo min mogelijk ballast deze trap af. Ga ik vooruit of achteruit eraf? Zal ik me gewoon naar beneden laten storten? Dan ben ik overal van af. Oh nee. Ik heb mijn kleinste nog. Oké. Ik haal diep adem, maak een grote schouderrol en stap op de trap. Het zweet loopt langs mijn voorhoofd. Een Engelse dame zorgt ervoor dat mijn kleinste het laatste zetje krijgt om ook op het kolere trappetje te staan. Met één hand houd ik het gammele touw vast, met mijn andere stut ik mijn kleinste. Nog nooit was ik zo blij om weer buiten te staan. Opa heeft mijn handtas om zijn schouder. “Was het leuk?”, grijnst ie. “Mwoah”, mompel ik. “Dat was leuk he, mam?”, high-fived mijn kleinste. Was ik ook maar gezegend met zo’n kortetermijngeheugen.

Ja! We leven nog!