donderdag 6 maart 2014

Ka moet naar de borstenpletter

Een half jaar geleden maakte ik kennis met mijn nieuwe huisarts. Een kordate dame. Ze vroeg naar de medische geschiedenis van mijn familie. Toen ze hoorde dat mijn moeder rond haar vijftigste borstkanker had gehad, werd ze alert. Of ik dat al eens had laten controleren? Ik schudde driftig mijn hoofd. Het idee dat mijn bollen zouden worden geplet in zo’n apparaat leek me weinig aantrekkelijk. Ik nam het aanvraagformulier voor een foto aan, stopte het diep in mijn tas. En vergat het. Tot Esther, mijn oud-collega, mij vroeg of ik al bij de borstenpletter was geweest. Nee. Jahaa, ik ga heus wel.

Een half jaar later zit ik in het mamacentrum. Vriendelijk kleuren, fijne stoelen en gratis koffie in deze wachtruimte. Andere wachtende dames. Sommigen kijken heel zorgelijk. Zouden zij al ellende hebben? Verdorie. Nu ik hier zit word ik toch een beetje nerveus. Had me nog niet gerealiseerd dat ik te horen kan krijgen dat het foute boel is. Ik scan het nieuws op mijn telefoon. Krijg nou wat. ‘Ademtest kan mammogram vervangen’. Zie je nou wel? Ik had nog een half jaartje moeten wachten. Dan hadden mijn bollen niet in de pletter gehoeven. Gewoon even diep in- en uitademen en klaar.

“Mevrouw van Leeuwen?”. Goed. Daar ga ik. Gelukkig geen woest aantrekkelijke arts in opleiding, maar een vriendelijke radiologe. Zo eentje die me uitlegt wat er met mijn bollen gaat gebeuren. Ik kleed me uit en sta voor het koude klinische apparaat. Ze pakt mijn rechterborst en moedigt me aan er achteraan te gaan. Ik lijk wel een homp klei. “Heb je een elastiekje voor je haar”, vraagt de vriendelijke radiologe me. Ik klei mijn rechterborst weer aan mijn lijf en spit mijn handtas uit. Nee. Ik heb van alles maar geen haarstiekje. Niet uit het veld te slaan, deze radiologe. Ze pakt een rubberen handschoen en draait die in mijn haar. Het zit. Wederom boetseren we samen mijn rechterborst weer op de plaat. We worden er handig in, de radiologe en ik. De plaat zakt. Zo. De tranen springen in mijn ogen. Das best strak. Ik doe het heel goed, moedigt de radiologe me aan. Mijn linkerborst ondergaat hetzelfde lot.
Ik mag me weer aankleden en moet wachten op de uitslag.

“Mevrouw van Leeuwen? De dokter wil toch nog even een echo doen.” Mijn harstslag schiet omhoog. Ik kleed me weer uit en ga liggen. De radiologe legt een rode geruite handdoek over mijn bollen. Ik krijg het koud. Daar komt de arts. Ze pakt het apparaat en maakt een echo. Ik ben al een stap verder en denk aan een punctie. Las ik op internet. Het zal toch niet? De arts tuurt naar het scherm. “Zo!”, spreekt ze verlossende woorden, “het ziet er allemaal goed uit.” Ik haal opgelucht adem en kleed me weer aan.


Als ik weg wil lopen, roept de vriendelijke radiologe me na. “Mevrouw van Leeuwen! Kom nog even.” Nee hè. Het was toch goed? Ze wijst naar mijn haar. “Zal ik de handschoen eruit halen”, zegt ze ernstig. Mijn hartslag daalt. “En mocht het nog een keer nodig zijn: handschoen maat L. Dat past prima.” Grijnzend verlaat ik het ziekenhuis. Op naar mijn vriendinnen en koffie.