woensdag 13 augustus 2014

Ka doet de was

Lekker hoor, Frans wasmiddel.
Allemaal leuk en aardig zo’n vakantie, maar er moet natuurlijk ook worden gewerkt. Is het niet aan mijn conditie, dan wel aan het huishouden in de tent. Dat doe ik met de Franse slag. Ik pas me feilloos aan. Met zijn vieren zweten en knoeien we wat af hier in de Ardennen. Mijn kleinste mannen hebben het knoeien zelfs tot vakantiesport verheven. Daar waar een normaal kind badmintont met zijn vader, knoeien mijn boenders er lustig op los. “Vinden jullie het niet leuk om te badmintonnen?”, probeerde ik nog. Mijn oudste keek me met opgetrokken neus aan. “Met een racket een spaceshuttle in de lucht houden? Neuh, laat maar mam”, en fanatiek kneep hij in de tube Ed & Fred-aardbeienjam zodat er een klodder op zijn broek belandde. Een vuilniszak fungeerde als wasmand.

Toen die zak vol zat, moest ik in actie komen. Ik werd licht paniekerig. Thuis was het hopsa was in de wasmachine, klodder zeep, dopje wasverzachter en draaien met die hap. Maar hier! Hoe zat dat hier? Waar stond dat ding eigenlijk? Ik nam mijn kleinste mee. Omdat ie altijd zo lekker praktisch is. We stiefelden in alle vroegte naar het washok waar de machines ook ergens stonden. Nadat we als twee kippen een rondje om het gebouw hadden gelopen, stak mijn kleinste zijn vingertje in de lucht en zei: “Wacht eens mama, daar staan ze.”

Hij trok een deur open en ja hoor. Daar stonden ze, de blinkende machines. Oh god. Een heel andere dan thuis. Naast me stond een vrouw. Ze had haar was er al ingepropt. Dat was mooi. Zij wist vast hoe het werkte. Nu maar hopen dat ze geen Frans sprak. Ze zuchtte Hollands. Mooi. Ik vroeg haar of zij wist hoe het ding werkte. Ze haalde haar schouders op. Zij wilde ook een was op 40 graden wassen. We wisselden een blik van verstandhouding. Wij, kampeervrouwen onder elkaar, gingen dit fixen. No matter what. Ik vogelde uit hoe we op het juiste programma uitkwamen, zij waar de zeep in moest. We klopten ons zelf nog net niet op de borst. Het magische moment dat mijn jongste met zijn kleine priegelvinger op de startknop drukte waardoor de machine water begon te pompen, vergeten wij kampeervrouwen nooit, maar dan ook nooit meer. Stralend keken we elkaar aan. “Highfive?!”, vroeg ze. Klats! Nou en of!

Drie kwartier later liep ik weer naar de wasmachine. De euforie was verdwenen. In het hok boende een dikke Duitse dame zwijgend doch grundlich een grote witte onderbroek schoon. Achter haar stond een verliefd stel naar de draaiende wasmachine te staren. En mijn was? Mijn was lag bovenop de plank. Zeiknat en troosteloos. Centrifugeren, daar deed die machine niet aan. Wie had er aan gezeten? Wie had mijn was zo neergekwakt?

Ik hing de was op aan een slappe lijn. Die middag bezochten we een stadje. Uitgelaten kwamen we thuis. Wat een domper toen ik de was zag. Het had knoerthard geregend. Treurig hingen de kledingstukken zeiknat te zijn. Nee. Dat kamperen viel niet mee, nee.