donderdag 14 november 2013

Ka is geen verpleegster

Ik kan niet zo goed tegen bloed. Of liever gezegd: tegen medische toestanden. Omdat ik zo enorm empatisch ben, voel ik de pijn van een ander. Ik val niet flauw, maar voel me niet lekker als iemand zijn vinger eraf zaagt. Je hebt dus niet zoveel aan mij als je iets heel ergs is overkomen.

Jaren geleden werd ik gepolst of ik BHV’er op het werk wilden zijn. Ik? Ja. Jij! Dat ik er extra voor betaald werd, gaf de doorslag. Ik tufte naar een omgebouwd fort vlakbij Zaandam. Het was in de tijd dat TomTom nog moest worden uitgevonden, dus ik kwam veel te laat aan en had zo ongeveer de hele Zaanstreek gezien. Ik was zo laat dat ik eigenlijk niet meer mocht meedoen aan de cursus. Ik gooide al mijn charmes in de strijd en godzijdank lieten ze me alsnog toe.
 
Op weg naar het lokaal steeg mijn bloeddruk naar ongekende hoogte toen ik struikelde over een man met een enorme beenwond. Hij lag een beetje ongemakkelijk tegen de muur aan te kermen. Het zweet brak me uit. Wat te doen? Ik besloot snel naar het lokaal te sneaken en daar hulp te halen. Ik werd smakelijk uitgelachen. Bleek een Lotus-slachtoffer te zijn. Dat zijn mensen die zo realistisch mogelijk een slachtoffer van een ongeval uitbeelden. Zijn ze voor opgeleid. Nou die kermende kerel was vast met vlag en wimpel geslaagd. Dat hele BHV-gedoe was niks voor mij. Tijdens het reanimeren brak ik de nek van de pop wat me een fikse uitbrander opleverde. Natuurlijk moest ik helpen bij de Heimlich-greep. Die EHBO-leraar, zo’n smerig kereltje met een snor die thuis niets te vertellen heeft, sloeg gretig zijn armen onder mijn borsten. Ik was niet in de positie bijdehand te doen, dus ik bad of dit asjeblieft heel snel klaar was. Wonder boven wonder verliet ik dat omgebouwde fort met een diploma.

Niet dat mijn omgeving daar beter van is geworden. Nog steeds sta ik niet als eerste op om een omgevallen bejaarde met een gebroken heup van het asfalt af te schrapen. Ook sta ik niet te springen om het hoofd van iemand met een epilepsieaanval vast te houden en het schuim uit zijn mondhoekjes te deppen.

Ik maak een uitzondering voor mijn boenders. De oudste, gezegend met mijn val- en struikelgenen, moet ik regelmatig van straat oprapen. Gapende wonden op zijn knie maak ik trillend schoon terwijl ik vrolijke verhalen vertel. Zo overleef ik.

Laatst was mijn kleinste aan het knutselen. Hij is vier dus rijp voor een nietmachine zo had ik bedacht. Geweldig vond ie het. Totdat het misging. Met een trillend lipje stond ie voor me. Zijn gezicht was wat wit. Paniekerig vroeg ik wat er was. Ik vroeg me koortsachtig af waar ie een nietje in had gejast. Nergens in. Hij stak zijn wijsvingertje naar me uit. Ik moest alle zeilen bijzetten om bij mijn positieven te blijven. Niks nietje. Mijn kleinste had zijn vingertje in een puntenslijper gepropt en m geslepen. Heldhaftig maakte ik het vingertje schoon, plakte er een hysterisch vrolijke pleister op.

Een ding wist ik zeker: dit zou m niet nog een keer overkomen. En dit medische drama kon ik van mijn lijstje vinken.

 
 
Mijn medische bijbel.


 Meer blogs lezen? Ga dan naar www.damespraatjes.nl daar staat elke twee weken een verse blog van mij!