Jaren geleden werd ik gepolst of ik BHV’er op het werk
wilden zijn. Ik? Ja. Jij! Dat ik er extra voor betaald werd, gaf de doorslag. Ik
tufte naar een omgebouwd fort vlakbij Zaandam. Het was in de tijd dat TomTom
nog moest worden uitgevonden, dus ik kwam veel te laat aan en had zo ongeveer de
hele Zaanstreek gezien. Ik was zo laat dat ik eigenlijk niet meer mocht meedoen
aan de cursus. Ik gooide al mijn charmes in de strijd en godzijdank lieten ze
me alsnog toe.
Op weg naar het lokaal steeg mijn bloeddruk naar ongekende
hoogte toen ik struikelde over een man met een enorme beenwond. Hij lag een
beetje ongemakkelijk tegen de muur aan te kermen. Het zweet brak me uit. Wat te
doen? Ik besloot snel naar het lokaal te sneaken en daar hulp te halen. Ik werd
smakelijk uitgelachen. Bleek een Lotus-slachtoffer te zijn. Dat zijn mensen die
zo realistisch mogelijk een slachtoffer van een ongeval uitbeelden. Zijn ze
voor opgeleid. Nou die kermende kerel was vast met vlag en wimpel geslaagd. Dat
hele BHV-gedoe was niks voor mij. Tijdens het reanimeren brak ik de nek van de
pop wat me een fikse uitbrander opleverde. Natuurlijk moest ik helpen bij de
Heimlich-greep. Die EHBO-leraar, zo’n smerig kereltje met een snor die thuis
niets te vertellen heeft, sloeg gretig zijn armen onder mijn borsten. Ik
was niet in de positie bijdehand te doen, dus ik bad of dit asjeblieft heel
snel klaar was. Wonder boven wonder verliet ik dat omgebouwde fort met een
diploma.
Niet dat mijn omgeving daar beter van is geworden. Nog
steeds sta ik niet als eerste op om een omgevallen bejaarde met een gebroken
heup van het asfalt af te schrapen. Ook sta ik niet te springen om het hoofd
van iemand met een epilepsieaanval vast te houden en het schuim uit zijn
mondhoekjes te deppen.
Ik maak een uitzondering voor mijn boenders. De oudste,
gezegend met mijn val- en struikelgenen, moet ik regelmatig van straat oprapen.
Gapende wonden op zijn knie maak ik trillend schoon terwijl ik vrolijke verhalen
vertel. Zo overleef ik.
Laatst was mijn kleinste aan het knutselen. Hij is vier dus
rijp voor een nietmachine zo had ik bedacht. Geweldig vond ie het. Totdat het
misging. Met een trillend lipje stond ie voor me. Zijn gezicht was wat wit.
Paniekerig vroeg ik wat er was. Ik vroeg me koortsachtig af waar ie een nietje
in had gejast. Nergens in. Hij stak zijn wijsvingertje naar me uit. Ik moest
alle zeilen bijzetten om bij mijn positieven te blijven. Niks nietje. Mijn
kleinste had zijn vingertje in een puntenslijper gepropt en m geslepen.
Heldhaftig maakte ik het vingertje schoon, plakte er een hysterisch vrolijke
pleister op.
Een ding wist ik zeker: dit zou m niet nog een keer
overkomen. En dit medische drama kon ik van mijn lijstje vinken.
Mijn medische bijbel.
|
Meer blogs lezen? Ga dan naar www.damespraatjes.nl daar staat elke twee weken een verse blog van mij!