woensdag 29 januari 2014

Ka belt met Marco Bakker

‘Ah bah wat un misère. Als Marco staat te blèren…’ neurie ik zachtjes. Ik heb straks een interview. Een interview met Marco Bakker. Telefonisch maar toch. Marco Bakker. Eigenlijk heb ik me nooit verdiept in deze operazanger. Ik ken hem van de film van Theo en Thea, waarin hij een rol speelt. De ontmaskering van het Tenenkaasimperium. Geinige film. En uit dat liedje van Doe Maar dus. Doris Day. Ja, en van dat ongeluk. Maar verder? Nee.

Hier ken ik Marco Bakker van: De Ontmaskering van het Tenenkaasimperium!

“Ja, eigenlijk zou iemand anders Marco interviewen, maar die kan niet. Wil jij? Kan jij? Heb je wel eens zo iemand geïnterviewd?”, vraagt de eindredacteur van het magazine waarvoor ik schrijf. Nee. Dat heb ik niet. Maar wat kan me gebeuren? Omdat ik graag tegen deadlines duw, ben ik ook nu weer rijkelijk laat met het afspreken van een telefonisch interview. Ai.

Als ik wakker word, realiseer ik me dat dit de laatste dag is dat het mogelijk is hem te interviewen. Morgen vliegt ie naar de Antillen. Het is kwart over zes en de stressvlekken vliegen in mijn nek. Waarom moet ik altijd alles uitstellen tot het laatst? Ik ga bellen. Nee! Natuurlijk ga ik niet bellen. Het is kwart over zes. Marco ziet me aankomen. Oké. Niet bellen. Wat dan? Oh ja. Ik ga hem smsen wanneer het schikt dat ik hem kan bellen. Alsof ik naar de voorzitter van de voetbalclub sms, stuur ik de Bekende Marco Bakker een smsje. Rond half tien antwoordt hij uiterst vriendelijk. We smsen wat heen en weer en komen tot een afspraak. Half zeven. ’s Avonds.

Ik speur internet af, lees van alles over Marco Bakker, bereid mijn vragen voor en leef de dag. Om er zeker van te zijn dat mijn boenders niet in mijn oor gaan tetteren of het huis verbouwen terwijl ik Marco bel, stal ik ze bij mijn ouders. “Ja, ben iets later. Moet even Marco Bakker interviewen”, zeg ik zo nonchalant mogelijk, terwijl alles in me juicht. Ik vind het leuk. Ik vind het spannend. Ik vind het een eer. Om vijf voor half zeven is het doodstil in ons huis. Oké. Ik ga zo bellen. Ik zoek in mijn contacpersonen. Ja. Daar staat ie. Marco Bakker. Ik bel m. “Hallooooooo”, klinkt het zangerig aan de andere kant. Ik slik. Marco Bakker. Ik heb hem aan de lijn. Zal ik zeggen dat ik best een beetje zenuwachtig ben. Nee! Das onprofessioneel. En dan volg ik eindelijk een tip van mijn oud-collega Esther op. “Beeld je in dat hij naakt is. Dan is het ineens ook zomaar een mens.” Ik moet toegeven, het is een beetje pikant, maar hee, het werkt. Mijn stem wordt rustig, ik maak zelfs grapjes en heb een prettig gesprek met Marco Bakker, die ook als ie praat een stem als een klok heeft. Als het gesprek klaar is en ik hem een prettige reis wens, kleed ik ‘m in mijn hoofd weer netjes aan. Marco Bakker in een strak zwart pak met een vlinderstrikje is toch net ff een aangenamer beeld.

Als een zot schrijf ik mee tijdens het gesprek.





maandag 27 januari 2014

Ka veegt geen besjes



Schuifelend loopt ze voorbij, mijn oude buuf. Ze zwaait, ik zwaai terug. In haar hand heeft ze een boodschappentas. “Als het 1 februari is, wil ik dat alles weer normaal is”, zegt ze. Hoezo? “Nou dan wil ik gewoon weer alles kunnen doen.” Ik wijs haar erop dat dat over een paar dagen al is. En dat zo’n blaasoperatie je niet in je koude kleren gaat zitten. Ze houdt voet bij stuk. “Zaterdag 1 februari. Klaar uit. Dan start mijn gewone leven weer. Dag hoor”, grijnst ze.

Op naar de winkel. Soms krijg ik hartkloppingen als ik er aan denk dat ze er niet meer zal zijn. Vanaf het moment dat we in dit huis zijn gaan wonen, was zij er. Dat zijn van die zekerheiden die het leven zo aangenaam maken. We helpen elkaar. Ik haar een beetje meer dan andersom, maar dat is geen enkel probleem. Zo was ik, toen we nog maar net naast haar woonden, mijn kliko kwijt. Hoe kan dat nou? Het is toch een nette buurt? Ik scheumde de straat af, checkte alle klikos. De mijne was nergens te bekennen. Verdorie! De buuf zag me voorbij lopen en vroeg zich af wat er was. “Ik ben mijn kliko kwijt. Wie heeft daar nou aangezeten?”, brieste ik. Met grote ogen keek mijn buuf mij aan, haar hand voor mond. “Ik”, hikte ze, “hij staat al voor je poortdeur.” Het zijn van die straatgewoontes die je even door moet hebben. Waar je gewoon even in ingewijd moet worden.

Ook zo iets. In onze straat staan bomen. Ik weet niet precies wat voor een bomen dat zijn, een lijsterbes ofzo, maar er komt een moment dat deze boom zijn besjes laat vallen. Op de dag dat het eerste besje de stoep raakt, ontstaat er paniek in onze straat. Dan wordt het grof geschut uit de schuur gehaald. Bezem, stoffer en blik, groene kliko. Check! En daar staan ze dan, die buurvrouwen, te vegen alsof hun leven ervan afhangt. Normaal praten ze om onduidelijke redenen niet met elkaar, maar die rottige besjes verbroederen. “Wat een ellende hè? Die besjes, ik word er gek van”, zucht de buuf van nummer 103. “Je loopt ze door je he-le huis.” De buuf van nummer 105 knikt. Ik snap er niks van. “Moet jij niet vegen?”, vraagt mijn oude buuf. “Neuh”, mompel ik. Ik heb wel wat beters te doen dan besjes op te vegen. Onderzoekend kijkt ze me aan. “Maar, maar, dat moet”, heft ze haar handen wanhopig ten hemel. Ik haal mijn schouders op en steek mijn hand op.


De dag erna ligt de stoep weer bezaaid met die rode besjes. En weer staan die buurvrouwen als zotten te vegen. Want die bomen zijn nog lang niet leeg. Ik kijk omhoog en constateer dat het ook nog wel even gaat duren voordat al die besjes op de grond zijn gestort. “Nou”, zeg ik, “jullie zijn er maar druk mee, met die besjes.” Ik schop er eentje in de goot en de buurvrouwen staren mij aan. 
Inmiddels heb ik mijn plekje in de buurvrouwenclan veroverd. Ondanks dat ik weiger rode besjes van de stoep te vegen….

Dit zijn ze, die gevreesde besjes.
Meer blogs lezen? Elke week schrijf ik een blog voor www.damespraatjes.nl

woensdag 15 januari 2014

Ka geeft een geluksplantje

De grote dag is aangebroken. De dag dat het medische vonnis van mijn oude buurvrouw wordt geveld. Aan het eind van de middag pas. Ik moet er de hele dag aan denken. Hoewel ik brand van nieuwsgierigheid, bel haar niet. Dat doe ik een dag later.

Helder neemt ze de telefoon op. Ik vraag hoe het gaat. “Uitstekend. Ik heb heerlijk gegeten. Dat gaat hier zo mooi. Ik mag ’s ochtends een lijstje invullen. Moet ik aankruisen wat ik wil eten. Nou jaaaa. Geweldig hè? Ik weet nog steeds niet of mijn verzekering een deel van mijn verblijf hier in dit zorghotel vergoedt, maar dat zal toch wel? Anders heb ik een probleem. Ik zei vanmiddag nog tegen mijn vriendin, ‘Jik”, zei ik, ‘Jik, meid, zorg dat je een potje geld achter de hand hebt. Zodat je in een zorghotel kunt. Ja, als dat nodig is natuurlijk”, giechelt mijn oude buuf. Leuk allemaal, maar dit wil ik allemaal niet horen. Als ze adem dreigt te halen, vraag ik snel: “Hoe was het bij de arts?” “Kind, uistekend. Ze hebben alles weggeschraapt en er zijn geen uitzaaiingen. Ik moet nu elke drie maanden een blaastest ondergaan. Nee, niet om te kijken of ik gedronken heb, maar in mijn blaas”, schatert ze nu. Tegen de arts had ze gezegd: “Zie je nou wel dat ik bij die tien procent hoor die geluk heeft? Ik had gelijk.” Ze had haar stoel naar achteren geschoven, de arts vriendelijk bedankt en wilde weer gaan. “Ik heb het idee dat u het allemaal een beetje bagatelliseert”, had de arts gezegd, “maar u moet zich goed realiseren dat u kanker heeft.” Ze wuifde het weg. So far so good.

Ik vraag haar waar ze oudejaarsavond is. “Hier. In het zorghotel. Ik ben zo moe namelijk, ik slaap echt heel veel. Op 2 januari kom ik naar huis. Bets haalt me, dan zetten we mijn spullen thuis, en gaan terug naar het zorghotel om daar te dineren en dan ben ik weer thuis”, deelt ze me haar programma mee. Alsof ze me verantwoording schuldig is. Voordat ik ophang, vertel ik dat haar kerstster nog steeds straalt. En er florissant bijstaat. “Kind, hoe doe je dat toch?”
De dag dat ze thuiskomt, zet ik een geluksplantje op haar tafel. De uiterst crea bea-bloemist heeft er een schoorsteenvegertje ingezet. Dit geheimzinnige kereltje uit Noord Italië droeg bijzondere kleding met een hoge hoed en zijn geheimzinnigheid maakte hem uiterst geschikt als geluksbrenger, zo weet Wikipedia. Nou, geluk kan mijn oude buuf wel gebruiken ondanks de redelijk goede uitslag.


De volgende dag bel ik aan bij mijn buuf. In mijn hand een bakje met gekookte aardappels en een bakje met bruinebonenschotel. Kan ze lekker aansterken. Vermoeid doet ze de deur open. Ik vraag hoe het met haar gaat. “Ik ben zo moe.” Ik overhandig haar de voedselbakjes. Onderzoekend kijkt ze naar de bruine bonen. “Die wil ik niet. Ik moet er niet aan denken.” Ze schuifelt naar de keuken om de gekookte aardappeltjes in de koelkast te zetten. Ik vraag maar niet wat ze daar bij gaat eten. “Buuf, ik ga weer. Als er wat is: je weet me te vinden hè?”, steek ik mijn hand op. Als ik haar tuinpad afloop, roept ze me terug. Ze drukt het schoorsteenvegertje in mijn handen. “Die hoef ik niet, is leuk voor je boenders. Hoewel die al alle geluk van de wereld hebben met zo’n moeder als jij.” Ik grijns. En vraag wat haar lievelingseten is…

Nou ja, wellicht brengt 't kereltje mij een bak geluk...
Meer blogs lezen? Ga dan naar www.damespraatjes.nl daar staat elke week een verse blog van mij!

zondag 12 januari 2014

Ka vindt de postbodeschoenen leuk



Omdat ik dagelijks wat krap in mijn tijd zit maar mijn oude buuf toch de helpende hand wil bieden, heb ik mezelf opgeworpen als kok. Ik weet niet of ik een kooktalent bezit, maar ik vind het zelf eigenlijk altijd wel te hachelen wat ik op het vuur heb gezet. Mijn oudste vindt dat ook, die eet het glazuur van zijn bord, mijn kleinste vindt eten zooo ‘overrated’, en schuift zijn doperwten als een anorexiapatiënt van de ene naar de andere kant van zijn bord. Ik wijt dat eigenlijk niet aan mijn kookkunst, maar aan het feit ‘dat ie het dan wel niet nodig zal hebben’.

Ik vind dat mijn buuf wel moet aansterken. Ik kan me voorstellen dat ze al haar energie nodig heeft om op te knappen en geen zin heeft in het bedenken van een avondmaaltijd, het doen –of laten doen-  van boodschappen en het vervolgens ook nog eens in de juiste volgorde op het gas te zetten. Dus dat doe ik. 

Gisteren brouwde ik een geweldig hartversterkend kippensoepje; lekker bouillonnetje van een kippenpoot getrokken. Heerlijk. De dag ervoor spaghetti met koolraap -verzin het maar- en de dag daarvoor een Ierse ovenschotel. “Hoeveel krijg je van me?”, vraagt ze bloedserieus. Niks natuurlijk. “Zorg nou maar dat je weer de oude wordt.” Ze zet de bakjes in de koelkast. “Wil je even naar mijn voeten kijken?”, vraagt ze me. Nou, liever niet. Ik vind voeten van anderen altijd een beetje vies. Voor ik het weet staat ze voor me. Aan haar voeten zitten twee zwart glimmende veterschoentjes. Een beetje van die postbodeschoenen van vroeger. “Verschrikkelijk hè?”, peilt ze mijn mening. Ik kijk haar aan en schud mijn hoofd. “Helemaal niet. Ik vind ze erg leuk. Sterker: ik zou ze zo gekocht kunnen hebben.” Mijn oude buuf denkt dat ik haar in de maling neem. Niets is minder waar. “Deze schoenen zijn op maat gemaakt. Ik kon ze vanochtend ophalen.” Op maat gemaakt? Heb ik een ziekte of blessure gemist? “Nee”, lacht de buuf, “ik had van die rare knokkels aan de zijkanten van mijn voeten en paste amper met die voeten in normale schoenen”, legt ze uit. Ze vindt haar nieuwe stappers afzichtelijk. De podoloog heeft haar op haar hart gedrukt de schoenen in te lopen. ’s Ochtends en ’s middags een uurtje in huis aan. “Nou ja”, haalt mijn buuf haar schouders op, “met zere voeten leven is ook niks.”

De volgende dag zit ik aan de achtertafel achter mijn laptop. In mijn ooghoeken zie ik iets voorbij schuifelen. Ik kijk op. Driftig zwaait mijn oude buuf. Ik loop naar de deur. “Ik ga even naar Cornelia. Kijken of dat lukt”, stiefelt ze verder. “Vraag wat ze van je nieuwe schoenen vindt”, roep ik haar na. Grinnikend draait ze zich om. Ik denk dat ik het antwoord al weet.

Kijk, deze postsnuiter heeft ook van die fijne stappers aan.

Meer blogs lezen? Ga dan naar www.damespraatjes.nl daar staat elke week een verse blog van mij!

zaterdag 4 januari 2014

Ka op het Boerenkooltoernooi



Je denkt toch niet dat ik midden op de dag een bord boerenkool naar binnenschuif?!
De winterstop van het voetballen van mijn oudste is drie weken op weg, en ik moet toegeven: een verademing. Hoewel ik het belangrijk vind dat er wekelijks een potje wordt gevoetbald en een avond wordt getraind, is het Grote Niets ook zeer aangenaam. Geen geheu op de zaterdagochtend. Want de Giganten moeten altijd diep in de nacht verzamelen. Zo stonden de Giganten een paar weken terug om 7.30 uur in het clubhuis. Het team moest naar Baarn. Half acht! Dat is goddomme vroeger dan naar school gaan. ‘Oke. Kom op. Actie in de taxi’, klap ik in mijn handen om te proberen mijn boenders in beweging te krijgen. De kleinste moet namelijk mee, want er is op zaterdagochtend niemand thuis. ‘Eet je broohood op, toe nou! Waar zijn je schoenen? Heb je je tanden al gepoetst?’ Echt heel gezellig. Voordeel van dat idioot vroege opstaan om te voetballen is wel dat je nog een heel lange zaterdag voor de boeg hebt.

In die winterstop wordt even een uitzondering gemaakt voor het Boerenkooltoernooi. Mijn kleinste kon ik onderbrengen en god wat was ik daar achteraf blij om. Om negen uur kwamen mijn oudste en ik in een bomvol clubhuis. Een krioelende berg van kinderen in sportkleding met daarom heen ouders met wallen. Ik haalde diep adem, nam een snoekduik naar de bar en bestelde koffie. First things first. Langzaam wende ik aan de toestand in het clubhuis. Er zat echt enorm veel leven in al die kinderen. Niet in hun ouders. Die keken treurig naar hun smartphone terwijl ze zaten te wachten op een klef kadetje kaas omdat ze geen tijd hadden thuis te ontbijten. Zo’n dag. Ik had geen idee wat me te wachten stond. Als ze maar niet dachten dat ik boerenkool ging eten zo midden op de dag.

De groepjes waren inmiddels gevormd en mijn oudste speelde voor Ajax. Van 10.00 tot 14.00 uur stond ik buiten langs de lijn. Uit de clubspeakers schalde knoertharde muziek die me op mijn zenuwen werkte. Ik had honger maar weigerde een bolletje kroket naar binnen te stampen. En zo verorberde ik een stuk of twaalf Sultana’s die standaard in de voetbaltas zitten voor het geval een van mijn spelertjes een hongerklop krijgt.

De Giganten vonden het ook wat veel van het goede al die wedstrijden en de motivatie zakte naar een dieptepunt. Ze waren overal druk mee, behalve met voetbal. “Hoeveel wedstrijden moet ik nu nog?”, vroeg mijn oudste zorgelijk. Ik haalde mijn schouders op. Tot overmaat van ramp stond het team ook nog in de finale en moest tegen het altijd lastige PSV spelen. Ik besloot mijn mannen te motiveren. Sloeg ze hard op hun schouders, highfivede als nooit te voren, en verdomd, het werkte. Er kwam leven in de voetballertjes. Het was niet genoeg, Ajax verloor. Ook dat nog. Ik had inmiddels geen gevoel meer in mijn tenen en was kapot.

De nederlaag tegen PSV wordt stilletjes verwerkt.


Gretig schoof ik aan het eind van het toernooi een smakelijk bord boerenkool met worst naar binnen. Want soms moet je principes hier en daar wat bijstellen.


Mijn oudste liet zich zuchtend in de auto glijden. Zijn hoofd gebogen. “Tweede, we zijn tweede geworden. Alles is voor niks geweest”, baste hij. Ik grinnikte, liet een boerenkoolboer en verheugde me op de komende drie zaterdagen die de winterstop nog duurde.

Meer blogs lezen? Ga dan naar www.damespraatjes.nl daar staat elke twee weken een verse blog van mij!

donderdag 2 januari 2014

Ka redt 1 januari ternauwernood

Om 7.15 uur op 1 januari haal ik bijna fluitend de ballen uit de kerstboom. Als ik de piek van oma eruit heb getrokken, pak ik de snoeischaar en knip driftig de takken uit de boom, totdat er een dun stammetje over is gebleven. Mijn boenders staan op het punt van heel hard huilen. Ik negeer hun natte oogjes, sleep het stammetje naar buiten, pak een zaag en zorg ervoor dat dat armetierige stukje hout in de groene kliko past. Hopsa klaar. Zo lang ik erover deed de boom te versieren, zo supersnel gaat het opruimen. Heerlijk. Nieuw jaar.

Was nog een hele toestand, dat nieuwe jaar. Zo had ik grote, grote moeite om twaalf uur te halen. Om 22.00 uur op 31 december kreeg ik een behoorlijke wegtrekker en moest ik alle zeilen bijzetten om wakker te blijven. Een uur lang ging het een stuk beter, maar zo rond 23.15 uur, de tijd dat ik op normale dagen volledig in mijn zalige remslaap ben beland, kreeg ik het zwaar. Ik nam nog maar een oliebolletje die de Gooische Catering zo smakelijk voor mij had gebakken, en stampte er een slap geworden toastje achteraan. 

Om acht voor twaalf veerde ik op, haalde mijn boenders uit bed en zette ze op de bank. Het leken wel twee veenlijken. Toen ik riep: “Willen jullie Cars-champoepel?”, schoten ze in een slaapdronken lach en hielden niet meer op. De Man wilde de traditionele klok op televisie opzetten –we hadden de hele avond naar Ik hou van Holland gekeken omdat mijn vriend Roy Donkers daaraan meedeed, maar we weigerden om naar een gesponsorde klok van de Jumbo op RTL4 te kijken- en plop, tv uit. Om niet meer aan te gaan. Zwart. Verdorie. Toe nou. De Man drukte zenuwachtig op de afstandsbediening, de veenlijken lagen nog steeds dubbel op de bank en ik kon alleen maar aan mijn warme bed denken. Ik stond de tollen op mijn benen.



Precies op tijd plopten de kurken uit de flessen. Mijn boenders vonden die Cars-champoepel niet te hachelen en zeurden om Roosvicee. Ik nam een flinke slok champagne wenste mezelf het allerbeste toe en mijn mannen ook, en hobbelde naar buiten. Snel de buren van alles wensen, zodat ik om 12.15 uur onder het warme dekbed kon kruipen. Mijn boenders waren wakker. Echt wakker. Ik kreeg ze niet mee naar bed. Ik vond het gesneden. Terwijl ze samen met De Man naar het vuurwerk in Londen keken –‘gaaf, mam, je had echt niet naar bed moeten gaan, je had moeten kijken- flikkerde ik in een diepe onrustige slaap.

Mooi hoor, vuurwerk in Londen...

Nieuwjaarsdag. Een prachtige dag om op te ruimen. Schoon schip te maken. Met mezelf, maar ook in huis. Heerlijk. Alles weer normaal. ’s Middags hobbelden we naar mijn tante waar de voltallige familie katerig op de bank zat en daarna naar mijn ouders. Toen mijn moeder de Viennetta van Ola met het elektrische zaagmes in plakken sneed, wist ik het zeker: veel gekker zou het in het nieuwe jaar niet worden. Dat hadden we maar vast te pakken.


Het beste. Voor iedereen!

Meer blogs lezen? Ga dan naar www.damespraatjes.nl daar staat elke twee weken een verse blog van mij!