zaterdag 11 oktober 2014

Ka doet als een boer

Mijn kleinste wordt gevoerd aan de koeien.
Zijn ze gek op, die beesten.
Vanochtend werd ik blijer dan normaal wakker. Opeens wist ik het weer: het was vandaag Doe als een Boer-dag. Na de lunch verwachtte boer Hans uit Haarzuilens ons; ik had ons namelijk heel hip via internet aangemeld. Wat zou ik aantrekken? Wat had Yvon Jaspers aan als ze naar de boeren ging? Vooral felle kleurtjes en ruitjes. Dat had ik niet. Dus hees ik mezelf in een spijkerbroek, warm fleecevest en mijn winter Palladiums. Dat zou boer Hans prachtig vinden, gokte ik.

Met mijn drie mannen reed ik naar Haarzuilens. Boer Hans had een groot gedeelte van zijn weiland ingericht als parkeerplaats. We stapten uit de auto. “Iiieeuwww”, wees mijn kleinste naar de grond, “een platgewalste hondendrol.” Ik zuchtte. Als hij zo ook niet kon geloven dat melk uit koeien kwam, ging ik heel hard huilen. “Dat is geen hondendrol, maar een koeienvlaai.” Mijn kleinste keek mee aan. En zei dat het heus geen vlaai was. Zag ik kersen en slagroom dan? Nou? Ik rolde met mijn ogen. Slalommend door de koeienvlaaien kwamen we bij de boerderij van boer Hans.

Mijn oudste spurtte naar een tractor, hees mijn kleinste omhoog en met veel spuug en rollende lippen waanden ze zich op de akker. Ik vond het wel wat hebben. Niet veel later gaven ze koeien eten. Hurkten op een klein wit Ikea-krukje om een houten koe te melken. Opeens werd het opvallend druk in de stal. Toen ik naar buiten keek, snapte ik waarom. De regen kwam met bakken uit de lucht. Ik hield de moed erin.
 
Mijn oudste haalt verse vanille vla. Knapt een mens van op.

Stuurde mijn oudste naar het Campina-kraampje om vanillevla te halen. Het regende harder. We lepelde als vier verzopen katten de papieren bekertjes vla leeg. Keken op buienradar en zagen een bui van vier uur. We doken de melkschuur in. En daar stond ie. Boer Hans. In een frisse grasgroene bodywarmer. Vol passie vertelde hij over het melken. Over het vroege opstaan. Zeven dagen per week. Over de koeien. Over de fles pepermuntolie die de uier van de koeien stimuleerde. Ik had het koud. Ik rook geen appeltaart. Ik rook stront en pepermunt. Ik vroeg me af of boer Hans ook wel eens op vakantie kon, of liever gezegd: wilde. Een weekje per jaar kon best, vond boer Hans.


Zeven dagen per week vroeg op om te melken.
Twee keer per dag. Wat een baas, die boer Hans!
Toen ik de stal uit slenterde, was alles grauw en nat. Ik sloot aan in de lange rij voor een warme wafel. Dikke druppels landden in mijn nek. Ik rilde. Vanuit mijn ooghoek zag ik een doorweekte haan. Zijn kleurige veren slap. Hij schudde met zijn kop. Uit mijn zak viste ik een vergeten koetjesreep. Met zo’n romantisch blauw-witte wikkel. Mijn droom, mijn romantische beeld van het boerenleven, spatte uiteen terwijl ik de koetjesreep op mijn tong liet smelten. Boer Hans greep ik vast om op een sokkel te zetten. Wat een baas!