vrijdag 25 december 2015

Ka gourmet voor het eerst en het laatst



Na jaren van hazenpeper, gevulde kalfsborst, gestoofde peertjes en veel te dure en knoertharde spruitjes, vond ik dat er een frisse wind over de dinertafel tijdens kerstavond moest waaien. Voorzichtig kegelde ik de traditie om. Moest met een alternatief komen. En opeens wist ik het: wij, wij gaan gourmetten. De Man vond het prima, want: vlees. Veel vlees. Mijn ouders vonden het ook fantastisch. Vooral mijn vader vond het mooi dat hij niet meer de hazenpeper in het altijd zo pittoreske maar o-zo drukke Gooise Laren hoefde op te halen. Mijn broer en schoonzus vonden het allemaal best. Als ik het flesje wijn maar niet schrapte, waren zij gelukkig.

Geregeld. Maar nu? Gourmetten. Hoe doe je dat? Wat eet je bij dat vlees? En wat mik je op die bakplaat? Ik googlede me suf en ontdekte dat het echt simpel was. Gewoon rauwe paprika, champignons, courgettes en uien. Sausjes. Een salade. Het leek me ook smakelijk om warme aardappelkroketjes in de oven te schuiven. Dat mocht allemaal, dat gourmetten deed niet zo moeilijk.

Mijn moeder regelde twee bakplaten, die we prominent op tafel zetten. Zout op de bakplaat, knop omdraaien. Een kind kon de was doen. Mijn jongste en oudste vonden het geweldig dat geneuzel op die bakplaat. In no-time stond de kamer blauw. Nee, was helemaal niet erg, hoorde er gewoon bij. Voor de zekerheid hielden we toch maar het grote licht aan, tot grote ergernis van mijn kleinste die eten bij kaarslicht the bomb vindt.

Ik vond het maar niets, dat gourmetten. Het vlees werd taai, de paprika’s verbrandden voortdurend en ik zag het verschil tussen de kipfiletjes en de varkenshaas niet. Ik zette de bak met aardappelkroketjes bij mij in de buurt.

Mijn kleinste slijmde bij mijn schoonzus. “Zal ik voor deze twee stukjes vlees zorgen?”, vroeg hij behulpzaam. Mijn schoonzus knikte. En toen gebeurde het. Mijn kleinste gleed weg van zijn stoel en brak zijn val door zijn handen op de gourmetplaat te zetten. Als de wiedeweerga trok ik m weg, gooide hem onder mijn arm en zette de kraan aan. Mijn hartslag was hoog. Mijn kleinste jammerde. Toen hij siste: “Waarom tilde je me op, ik kan lopen hoor”, haalde ik opgelucht adem; de verwondingen vielen mee. De rest van de avond zat hij met zijn handen in een bak water. Gourmetten hoefde niet meer voor hem. Nooit meer.

Ik sluit me daarbij aan. Ik gourmet nooit meer. Niet omdat mijn kleinste twee blaren bij zijn duimen heeft, maar gewoon omdat ik het gedoe vind. Dat gemeut op zo’n plaat.


Het idee voor volgend jaar kerstavond is al geopperd: een winterbarbecue. Ik heb er zin in. Nu al.

donderdag 17 december 2015

Ka bakt weer worstenbroodjes




Het is weer zover. Het jaarlijkse kerstdiner op school. Dit jaar had ik me voorgenomen het allemaal iets beter te structureren, op tijd te beginnen enzo. Toen ik mijn oudste en jongste vroeg wat ik zou maken, riepen zij als een man: ‘worstenbroodjes. Ha. Dat kan ik.

Vier weken voor het kerstdiner maakte ik al goodiebags voor de juffen want juffen moet je koesteren. “Je denkt toch niet dat ik dat ga geven, he?”, hyperde mijn jongste die menselijk contact soms wat ingewikkeld vindt. Menselijk contact met zijn juf staat boven aan op zijn lijstje van toestanden. Vanachter zijn tafeltje heeft ie babbels voor tien, maar verder niet. Ik schudde mijn hoofd. “Nee, dat dacht ik niet nee”, knipoogde ik naar hem.

Ik sloeg voor een weeshuis knakworsten en croissantdeeg in. En vergat sesamzaadjes. Daar kwam ik achter toen ik wilde bakken. Geeft niks. Gewoon even naar de super. Zo. Alles in huis. Als een malle rolde ik het deeg uit, besmeerde het met ketchup, sneed alles in plakjes en rolde er een worst in.

Omdat ik vind dat mijn mannen lekker schoon aan het diner moeten verschijnen, zet ik mijn kleinste onder de douche en race naar beneden om verder te gaan.

“Zeg mam”, vroeg mijn oudste, “is dat wel halal?” Sorry? Nee. Dit is gewoon een Hollandse sappige knakworst gerold in scharrel croissantdeeg. Niks mis mee. “Ja, maar dan kunnen Mo en Ali het niet eten.” Nee. Mo en Ali kunnen het niet eten. Maar gelukkig hebben de moeders van Mo en Ali waarschijnlijk iets gemaakt dat wel halal is. “Het mooie is, lieve schat, dat jij alles kunt eten. Hoe cool is dat?”, dans ik door de keuken. Daar had mijn oudste nog niet aan gedacht.

Ik haal mijn kleinste onder de douche vandaan, mijn grootste duikt eronder. Alles onder controle. Ik haast me naar de keuken voor de volgende plaat worstenbroodjes. Paniekerig holt mijn kleinste de keuken in. “Mam, die broodjes van jou zijn niet Allah”, roept ie. Niet Allah, herhaal ik dom zijn vraag. “Hij bedoelt halal”, schreeuwt mijn oudste van boven die altijd alle gesprekken die in dit huis worden gevoerd, volgt. Ik schiet in de lach. Nee. Deze broodjes zijn niet Allah maar hebben wel dezelfde letters als halal.

Net op tijd stampen we alles in de auto. Hollen de school in en zetten onze worstenbroodjes op tafel. De juf schuift er een kaartje voor: ‘niet halal’. “Kijk”, wijst mijn kleinste op het bordje, “het is niet Allah.” Gierend rijd ik naar huis in mijn auto die naar knakworst stinkt. Kerstdiner 2015 op school. En we leven allemaal nog… Volgend jaar ga ik het beter plannen. Echt. 


zaterdag 6 juni 2015

Ka overleeft de Avondvierdaagse

“Dus jij loopt niet mee?”, kijkt een moeder mij onderzoekend aan. Nee. Ik loop niet mee nee. Ik ben niet van vier avonden wandelen en zingen. Sterker: ik houd niet van wandelen. Ik vind wandelen zinloos. Alleen met een hond snap ik wandelen. Verder niet.

“Maar”, zeeft de zeurmoeder verder, “jij bent toch hartstikke sportief?” Ik zucht. Rol met mijn ogen. Sportief zijn en wandelen hebben niets, maar dan ook niets met elkaar te maken. Zin om uit te leggen dat niet meedoen met de Avondvierdaagse maar de rest van het gezin wel, ook topsport is, heb ik niet. Bovendien draag ik mijn steentje bij door bij de foerage te staan en die arme wandelstakkers van een pakje limonade, een lekkere koek, en een motiverend woord te voorzien.

De Man heeft zich opgeworpen als wandelregelaar. De juf die dat elk jaar doet, is zwanger en denkt niet elke avond te kunnen wandelen. Ik weet wel zeker dat ze dat niet kan. Dat zou onverantwoord zijn. Bij twijfel niet doen, adviseer ik als anti-wandelaar.

Vier dagen lang zorg ik dat mijn mannen voedsel binnen krijgen, op tijd hun wandelschoenen aan hebben en dat er voldoende E-nummers in hun rugzak zitten. Voor de vorm prop ik er een stuk komkommer bij die steevast onaangetast en opgedroogd retour komt. ’s Avonds als ze uitgewandeld zijn, zet ik ze onder de douche terwijl ik zelf sta te tollen van de slaap.

De laatste avond, is een hysterische. Want: waar lopen ze langs? Wanneer moet ik bloemen kopen? Hoe komen ze bij dat veldje waar ze starten? Wat moeten ze eten? Is het niet gierend druk overal?

De Man is de rust zelve. Het is tropisch warm, dus hij besluit zijn korte broek aan te doen. Ik werp hem een schoolshirt toe. “Die moet je aan”, wijs ik. Hij checkt de maat. XL. Hij wurmt zich in het shirt. Het zit wat strak. Alsof hij een helm heeft ingeslikt. Wijselijk houd ik mijn mond en zeg ‘dat het shirt nog wel rekt tijdens het lopen’. Dat het vooral niet ademt en alleen maar strakker gaat zitten, verzwijg ik. Ooit had ik tijdens een schoolreisje een zelfde shirt aan. Maat XS. Als een levende rollade liep ik door de dierentuin en zag de leeuwen likkebaardend op me loeren.

Ik race naar de foerageplaats, doorsta bliksem en dikke regendruppels, zie mijn bloedjes voorbij marcheren, pink een traantje weg, want ach wat worden ze toch groot, race weer terug naar school waar ze met applaus worden onthaald. Als ik thuiskom, ben ik total loss. Ik zet ze onder de douche, stop ze met natte haartjes in bed en duik zelf ook in mijn bed.

Uitgeput. Bekaf. Topsport. Dat is het.
De kleinste met de burgemeester. Das dan wel weer grappig.

zondag 10 mei 2015

Ka krijgt een kusje van de juf voor Moederdag

Moederdag rulez!
Als ik mijn oudste naar bed breng en hem lekker in zijn nek kriebel, kijkt hij mij aan. “Je bent nu echt superdepuper dicht in de buurt van je moederdagcadeautje”, grijnst hij. Ik kijk. Ik zie een houten doosje staan en weet het zeker: daar ligt het in. Dat zeg ik niet. Ik doe alsof ik zoek. Lachend duwt mijn oudste mij weg. “Morgen mam, morgen is het zover.”

Mijn kleinste slaat zijn armpjes om mijn nek, knuffelt me en zegt slaperig: “Morgen is het Moederdag. Dat wordt leuk.” Ik vraag hem wat ik van hem krijg. Hij denkt na. Hij wil het zeggen, maar net op tijd bedenkt hij zich. Weer mislukt, grijns ik.

Zondagochtend 10 mei: Mijn Dag is aangebroken. Twee springende jongetjes naast mijn bed met allebei een cadeautje in hun handen. Ik pak het als eerste het cadeautje van mijn oudste uit. Het is ingepakt in een prachtig papiertje met hartjes. “Zelf gemaakt”, klopt hij zichzelf trots op zijn borst, “maar de laatste hartjes zijn een beetje slordig ingekleurd omdat ik op moest schieten. Ik was al laatste klaar.”
Voorzichtig peuter ik de plakbandjes eraf. “Er zit iets in met een foto”, bouwt mijn oudste de spanning vast op. Als ik maar lang genoeg treuzel dan gaat hij mij ongetwijfeld zeggen wat erin zit. Zover komt het niet. Een klein prachtig schilderijtje met een foto van mijn bonkie. Prachtig. Omslachtig legt hij uit ‘dat het nog een hele klus was’.

Een prachtig mozaïek schilderijtje.
Het volgende cadeautje is van mijn mannen samen. “Ja”, begint mijn oudste, “papa kon je oude zwemkaart niet vinden en toen moest ie voor de zwemkaart betalen. We wilden er eerst 25 keer zwemmen op laten zetten, maar dat was duur. Duur! Meer dan honderd euro. Dus nu staat er twaalf keer zwemmen op.” Inwendig sterf ik van het lachen, maar houd mijn hoofd in de plooi. De Man werpt een vernietigende blik op mijn oudste. Ik maak het pakje open. Een zwemkaart! Kan ik trainen voor de City Swim. Ik ben er blij mee.


Zo lief! 
Kusje van de juf!
Het laatste cadeautje is van mijn kleinste. Een rood pakje. Aandoenlijk gedichtje bovenop geplakt. “Ik mocht niet zelf een papiertje maken, dat heeft de juf gedaan”, pruillipt hij. Ik zeg dat dat niet erg is. Ik maak het open. Een mee-neem-kusje! Wat een verrassing. Ik vind het kaartje geweldig. Mijn kleinste heeft mij met twee harten in mijn hand getekend. “En een zonnebloem”, vult hij aan. Op de achterkant een kusje van lippenstift. Heb ik mijn kleinste altijd bij me. “Het is niet mijn kusje”, zegt mijn kleinste opeens. Ik kijk m aan. “Nee, ik wilde dat niet. Ik wilde geen lippenstift op mijn lippen. Vind ik stom.” Ik vraag van wie het kusje dan is. “Van de juf!”, zegt hij trots. Oh, maar dat is ook prima. Voor de tweede keer kom ik niet meer bij. In stilte.In mijn portemonnee zitten in lengte van dagen voortaan twee mee-neem-kusjes; eentje van mijn oudste en eentje van de juf. Zo grappig is Moederdag.





dinsdag 5 mei 2015

Ka doet mee aan de Amsterdam City Swim


Ik doe 6 september mee aan de Amsterdam City Swim.
En zwem zoveel mogelijk geld bij elkaar voor Stichting ALS. 

Daar zit ie. Zijn vader. Ooit een held die hem hoog in de lucht gooide en altijd weer opving. De man die hem de namen van de bomen in het bos leerde. Die hem wees op bijzondere planten. Die samen met hem een vogelhuisje in elkaar knutselde.
Voorzichtig dept de jongen wat kwijl uit de mondhoek van zijn vader. Zijn vader, zijn held. Gekluisterd aan een rolstoel. Die hij spoedig zou verruilen voor een doodskist. Praten gaat moeizaam. De jongen voert het woord. “Mijn vader heeft de dodelijke ziekte ALS”, legt hij de televisiepresentator uit, “en binnenkort, als hij dood is, ziet u hem op grote posters in abri’s hangen.” Het ontroert me tot op het bot. De kracht die van vader en zoon uitgaat, de praktische handelingen van de jongen, de gelatenheid van de vader. Onverteerbaar.



Foto: Stichting ALS
Na deze uitzending hoor ik dat een overbuurvrouw is overleden aan ALS. Ik ken haar en haar man slechts van groeten. Had geen idee dat ze ziek was. Haar man is ontroostbaar. Ik zie hem met de dag magerder worden. In een wolk van verdriet laat hij zijn hond uit. De dagelijkse bezigheden houden hem overeind. Op het laatst kon zijn vrouw slechts een vinger gebruiken. Ze gebruikte die om te sms-en. Zo had ze nog wat contact. Want praten ging al lang niet meer. Als de rouwstoet langs mijn huis gaat, weet ik het zeker: nu is het genoeg. Ik ga me hard maken voor deze dodelijke spierziekte.

Op de dag dat de inschrijving van de Amsterdam City Swim start, zit ik aan mijn computer gekluisterd. Samen met drie vrienden schrijf ik me in. Zondag 6 september spring ik met mijn gezonde lijf en prima functionerende spieren de Amsterdamse grachten in. Twee kilometer zal ik zwemmen, met 2000 anderen die het niet kunnen aanzien dat er zo weinig bekend is over ALS en graag geld inzamelen voor onderzoek.

“Is dat niet koud?” en “Je lijkt wel gek om in die smerige grachten te springen!” krijg ik soms te horen als ik vertel dat ik meedoe aan de City Swim. Ik denk inderdaad niet dat het water tropische temperaturen heeft op 6 september, maar wat is nou twee kilometer afzien als je het afzet tegen iemand die de diagnose ALS heeft gekregen? Ook vrees ik dat het de grachten die dag niet azuur blauw zullen zijn. Het weerhoudt mij niet. Ik spring erin.

In spring erin voor de vader, de held van weleer en mijn overbuurvrouw. Voor hen is het te laat. Maar voor de jongen en mijn overbuurman die achterbleven en al die andere Nederlanders die op wat voor een manier dan ook te maken hebben met ALS is het niet te laat.

Ik wil dat verschil maken.


Help je me mee? Een bijdrage klein of groot, kan worden gedoneerd via http://www.amsterdamcityswim.nl/deelnemer/karinvanleeuwen/

dinsdag 17 maart 2015

Ka interviewt dames van Taalvoutjes


"Hee, Ka, lijkt het jou leuk de dames achter de populaire Facebookpagina Taalvoutjes te interviewen?", vraagt Sandra, hoofdredacteur van Damespraatjes. Ik slik. Ja, dat lijkt me hartstikke leuk. Ik voel ook de druk. Want die dames willen natuurlijk het artikel lezen voor publicatie. En wat nou als daar allerlei taalfouten in staan? Het artikel niet laten lezen is nog veel gevaarlijker. Dan krijg je achteraf het commentaar. 

Maar, Ka, jij schrijft toch hartstikke goed? Kom op, niet zo bescheiden, denk je nu misschien.

Daar kan ik het volgende op antwoorden: zelfs ik maak fouten. Soms echt heel stomme fouten. Onnozele fouten die door de lezer wellicht niet worden opgemerkt, maar bij taalpuristen door merg en been gaan.  

Ooit haalde ik de achterkant van tijdschrift Onze Taal. Leuk! Nee! Want dat waren de grappige fouten, Taalvoutjes avant la lettre zeg maar. Ik schreef toen voor een lokale krant. Het was zomer en dus lag het nieuws niet voor het oprapen. Ik moest veel woorden gebruiken om de krant vol te schrijven. We brachten het nieuws dat er eindelijk een zebrapad op een drukke weg was aangelegd. In mijn onderschrift schreef ik zoiets van: Eindelijk kunnen voetgangers veilig oversteken terwijl automobilisten gas kunnen geven. Zoiets. Het kwam erop neer dat het zebrapad een vrijbrief was voor automobilisten om voetgangers omver te rijden. Mijn geluk was dat er op de achterkant van Onze Taal geen naam werd vernoemd, enkel de titel van de krant. 

Boven het interview met Inger Holbeek en Vellah Bogle prijkt natuurlijk wel mijn naam. Ik haalde diep adem en mailde mijn interview naar Inger en Vellah. Nagelbijtend wachtte ik hun reactie af. En die kwam. Leuk verhaal! Prima. En toen dat zinnetje. Dat kleine addertje. "Er staan nog wel wat taalvoutjes in maar die halen jullie er hopelijk uit ;-)" 

Ik las mijn artikel talloze keren door. Kon echt niets meer vinden. Gelukkig was Inger zo sportief mij te verlossen. En nu staat het online. Ik kan opgelucht ademhalen. Toch?!

dinsdag 10 maart 2015

Ka leest Schrijven, kreng!



Vanaf het moment dat ik kan schrijven, schrijf ik. Mijn dagboeken, later omgedoopt tot Life of Ka-boeken, gaan terug toen ik zo'n jaar of 6, 7 was. En schreef over mijn dag.

Lief dagboek. Ik ben naar school geweest.
Het was leuk. Mijn vriendje Roland is gevallen.
Zielig he?
Nou ik ga slapen, tot morgen lief dagboek.

Dagboeken schrijf ik niet meer, daar heb ik geen tijd voor, ik blog. En die schuren tegen de waarheid aan dus toch een soort van documentjes onder de noemer 'leuk voor later'.

En dan zeggen de mensen: 'Ka, bundel die blogs. Ik koop je boek.' Dat vind ik geweldig om te horen. Niets is leuker als je anderen een plezier doet met je pennenvruchten. Maar ja. Dat boek is er nog steeds niet. En in mijn hoofd zitten best wat verhalen. Ideetjes. Maar dan moet ik de kinderen van school ophalen, naar de sportschool, de was sorteren en de goudvis eten geven. Geen tijd om te schrijven.

Mijn schrijfader siddert meer dan ooit. Ik heb namelijk het boek Schrijven kreng! van Lisette Jonkman gelezen. Vol tips en trucs om een boek te schrijven. Wat let me?

Om te beginnen heb ik er een blog over geschreven. Dan zien we wel weer verder, toch.....

http://damespraatjes.nl/ka-leest-schrijven-kreng/

maandag 9 februari 2015

Ka maakt een wandeling door de Jordaan

Na de dood van Johnny Jordaan in 1989 werd geld ingezameld voor dit standbeeld.

Het is algemeen bekend dat ik niet zo’n wandelaar ben. Toch maak ik uitzonderingen voor sommige blokjes om. Zo vind ik het prima om als ik een vol hoofd heb, een wandeling langs het strand te maken. Let wel: dat strand moet grenzen aan een middelgrote badplaats zodat er wel koffietenten in de buurt zijn. Ook vind ik het geen enkel probleem een wandeling te maken door een stad. Koffietenten te over en bovendien: een hoop te zien.

De wandeling ‘De twee walletjes tour’ in Amsterdam, die ik onlangs met mijn vader maakte, was hilarisch leuk. Bij het verzamelpunt, Beurs van Berlage, werd het mij al pijnlijk duidelijk dat ik geen echte wandelaar ben. Om me heen zag ik vooral grijs haar, schutkleuren en stevige stappers. Stond ik daar met mijn geverfde haar, oranje broek en groene Palladiums. Mijn hart maakte een sprongetje toen we werden ingedeeld in de groep van Ben en Hugo. Ben en Hugo maakten van hun hart geen moordkuil, schreeuwden over het Beursplein dat ze een setje waren, dat ze geen haast hadden, dat ze uitkeken naar het kroegbezoek en dat ze er een gezellige wandeling van gingen maken. Ik wreef in mijn handen. Ik zat de middag gebakken, zover was duidelijk. 

Ik gaf mijn vader een arm, en daar gingen we. Op naar de Jordaan. Daar keken we eerst eens even rond. De groep in schutkleuren gestoken grijze bollen, was een gezellige. Ben en Huug hadden het naar hun zin, dat zag je zo. “Schat, hebben we ze allemaal nog?”, schreeuwde Huug over vijfentwintig hoofden heen naar Ben. Ben stak zijn duim op. “We mogen drie procent kwijtraken. Nou ja, dan hebben we een goeie dag”, gierde Huug. Onderweg vertelde het koppel interessante wetenswaardigheden. Ze wezen de groep op muurtegels, op bouwstijlen en andere leuke Amsterdamse zaken. Na dik anderhalf uur streken we neer in café Rooie Nelis, een onvervalst ouderwetse kroeg met Perzische tapijtjes op de tafels.

Jose, Grijze Gerrit en Huug in café Rooie Nelis.
Eigenaresse Sien (dik in de tachtig) was er niet, maar haar wederhelft Grijze Gerrit wel. Grijze Gerrit had vroeger de bijnaam Zwarte Gerrit. Maar die sloeg, nu Gerrit ook dik in de tachtig was, nergens meer op. “Nou ja”, schaterde Grijze Gerrit, “van onderen, daarzo, u weet wel, is het nog helemaal op kleur.” Uit de speakers knalde het liedje “Een pikketanusie gaat er altijd innnnn!”. Grijze Gerrit zong mee. “Ja mensen, de pik van annusie gaat er altijd in.” De bardame Jose vertelde dat Danny de Munck en Gerard Joling regelmatig een biertje kwamen halen. En dat prinses Beatrix al vier keer was geweest. Voor de rest werd de kroeg vooral bevolkt door buurtbewoners. Hard en vals zong Jose het Nederlandse levenslied weer mee.


Opgewarmd verlieten we Rooie Nelis. Op naar de warme buurt, de wallen. Natuurlijk stonden we stil voor het oude politiegebouw op de Warmoesstraat. Daar waar De Cock in zijn serie Baantjer naar buiten keek. Vervolgens liep de groep naar het huis van Ben en Huug. Midden in de hoerenbuurt. Vrolijk zwaaiden de twee gidsen naar hun schaars geklede buurmeisjes. Lieten zien waar ze woonden (‘wees welkom als u in de buurt bent’) en tenslotte mochten we even de meisjescarrousel in. De meisjescarrousel, zo leerden we, was een warm gebouw, vol ramen die op drukke dagen vol meisjes van plezier staan. Nu waren slechts twee dames aan het werk.

Het had wat treurigs; die grijze bollen gehuld in schutkleuren in het broeierige gebouw. We namen hartstochtelijk afscheid van Ben en Huug en beloofden als we in de buurt waren, koffie bij ze te drinken. Mijn vader en ik keken elkaar op de terugweg naar de trein aan en wisten dat koffie bij Ben en Huug er waarschijnlijk nooit van zou komen. Het was goed zo.

vrijdag 6 februari 2015

Ka d'r oudste is aan het Ducktypen



Ik kan typen met tien vingers tegelijk. Dat heeft voordelen. Zo kijk ik altijd op mijn scherm en zie gelijk wat ik schrijf en ik kan gelijktijdig gewoon tegen iemand aan leuteren terwijl ik vrolijk doortyp. Ik vind het vanzelfsprekend dat ik tienvingers-blind typ.

Wat was ik verbaasd toen ik als jonge blom mijn eerste schreden op de redactie van een lokale krant zette. Mijn redactiechef, steevast vloekend en steevast een rood hoofd, tikte als een malloot met twee vingers zijn verhalen. En dat was de tijd dat er niet aan 'kort en bondig schrijven' werd gedaan. Dat was de tijd van eindeloze verhalen. Nog steeds kan ik het gehak op zijn toetsenbord horen.

Toen ik lucht kreeg van Ducktypen, een hartstikke leuke typecursus voor kinderen vanaf 8 jaar, heb ik mijn oudste aangemeld. En braaf typt hij de oefeningen. Heel graag zou ik willen zeggen 'braaf typt hij ELKE DAG de oefeningen, maar dat gaat niet. Omdat er ook andere zaken moeten gebeuren. Sporten, school, chillen bijvoorbeeld.
 Ik vind het wonderlijk om hem te zien typen. Die kleine vingertjes op mijn grote laptop. Dat blije hoofd als hij een oefening heeft gehaald, de struggle als hij het net niet haalt. Hij werkt op de redactie van Donald Duck aan een krant. En vindt dat toch wel razend interessant.

Meer weten over Ducktypen? Gratis proefles doen? Ga dan naar: http://www.damespraatjes.nl/2015/ka-dr-oudste-volgt-een-cursus-ducktypen

zaterdag 24 januari 2015

Ka wordt wakker in een witte wereld

Sneeuwman Olav wordt in elkaar geknutseld.
 
Er wordt ijzel voorspeld. En sneeuw. Vind ik niet erg zolang ik gewoon lekker binnen kan zitten. Dat ik vanaf de bank naar buiten kan kijken hoe het ijzelt. Minder grappig vind ik het om met dit soort barre weersomstandigheden auto te rijden. Mijn oudste heeft de volgende dag een voetbalwedstrijd. In de loop van de avond krijg ik een appje. Afgelast. Opgelucht haal ik adem. Ik hoef niet om 8.15 uur in de auto op weg naar een of ander knollenveld in de buurt.

’s Nachts word ik wakker door een autoalarm. Benieuwd of het al heeft gesneeuwd kijk ik met mijn lenzenloze ogen naar buiten. “Het voetbal gaat wel door”, mompelt De Man. Huh? Foutje van de KNVB. Ik zucht diep en zet alsnog mijn wekker. Om zes uur komt mijn kleinste, met slaapmuts, juichend de slaapkamer in. “Het sneeuwt, mam”, maakt hij mij wakker. Ik kreun.

Weer kijk ik naar buiten. De wereld is wit en doodstil. Zo moet sneeuw zijn, denk ik terwijl ik onder de douche spring. Als ik mijn oudste vertel dat er toch voetbal is, zucht hij. “Maar het sneeuwt”, wijst hij naar buiten. Ja. Vindt de KNVB geen enkel probleem, een beetje sneeuw.
Al snel worden de andere ouders uit het voetbalappje wakker. Om vijf over zeven wordt het definitief: de wedstrijd gaat niet door.

“Mooi”, roept mijn oudste, “dan kan ik een sneeuwpop maken.” Mijn kleinste wurmt zich in zijn snowbootsen. Daar gaan ze. Vakkundig maken ze twee grote sneeuwballen. Die ploppen ze op elkaar. “Zo”, wrijft mijn oudste in zijn handen, “nu een wortel mam.” Sinds ik onder het strakke afval-regime van Ratna sta, heb ik altijd wortels in huis. Ik pak er een. Als mijn jongste de wortel in de sneeuwbal duwt, valt het hoofd van de pop eraf. Mijn oudste zucht en rolt met zijn ogen. Een tweede hoofd wordt gemaakt. Plop. Op het rompje van de sneeuwman. Inmiddels heeft mijn kleinste steentjes gezocht die als knoopjes moeten fungeren.
Samen bouwen ze Olav, zoals de sneeuwpop inmiddels heet, af. Worteltje erin en klaar.

Olav. Rust in vrede.


Met frisse rode wangen en een snotneus komen ze binnen, die mannen van mij. Ze nestelen zich op de bank en warmen hun handen aan een kop warme chocolademelk. Olav staat heel erg sneeuwpop te zijn, buiten in de voortuin. Als niet veel later de zon doorbreekt en de dooi (hoera!) inzet, overlijdt Olav. Even overwegen mijn boenders een staatsbegrafenis. Maar zien daar van af. “Als het weer sneeuwt, maken we gewoon een nieuwe.”


Zo simpel is het.

De trotse maker van Olav. 





dinsdag 13 januari 2015

Ka valt -niet- af, deel 3

Uitgestrekt valt het allemaal nog wel mee. Maar als ik zit, worden de rollen zichtbaar.

Mijn afvalrace is heel even gestagneerd. Komt door december. Is natuurlijk ook een niet-te-doen-maand wat niet-snoepen betreft. En heus, ik heb mijn best gedaan om weerstand te bieden aan calorierijk voedsel. Ik heb jammerlijk gefaald.

Afgelopen vrijdag was het weer zo ver: aantreden op de weegschaal van Ratna. Toen ik thuis op de gewone weegschaal ging staan, en mijn gewicht kreunend verscheen, wist ik dat het foute boel was. Ik dacht na. Oh ja. Appeltaarten! Ik heb een talent voor het bakken van appeltaarten. Dat wist ik niet, het is altijd een latent talent geweest, maar uitgerekend in december openbaarde het talent zich. 

Van mijn moeder heb ik geleerd dat als je dan bakt, je het ook goed moet doen. Dus gaat er roomboter in. Niks mager schraapsel. En amandelspijs. Omdat dat zo lekker is. Nou ja en bij appeltaart hoort natuurlijk een flinke schep slagroom.

Die appeltaart is slechts een van de vele boosdoeners. Ik ben niet afgevallen deze maand. Integendeel. Wil je weten wat de schade bedraagt? 

donderdag 1 januari 2015

Ka leest Oei ik groei!

Baby's huilen best veel.
Dit is mijn oudste of kleinste, daar wil ik van af zijn, maar soms werd ik radeloos van zijn gehuil!
Oei ik groei bracht vaak uitkomst...

Mijn boenders zijn nu 5 en 7. En huilen als ze heel hard vallen. Soms ook als ze hun zin niet krijgen. Of als ze onheus worden bejegend. Logisch. Toen het van die kleine frisruikende baby's waren huilden ze vaak. Waarom? Geen idee. Vooral bij mijn oudste zat ik geregeld met mijn handen in mijn haar. Wat was er nou? Ga nou slapen. Ik ben moe. Ik ben het zat. Ik wil rust. Geen krijsende baby in een wieg. Ik liep het rijtje af. Schone luier. Gegeten. Juiste temperatuur. Check. Nou. Why crying?

Van een vriendin kreeg ik, toen ik het allemaal niet meer zag zitten en nooit maar dan ook nooit meer een tweede baby wilde, het boek Oei ik groei. Een soort bijbel voor jonge ouders zeg maar. Daar werd ik een stuk wijzer van. Ik las over de verschillende sprongetjes die mijn baby maakte. En dat dat met de nodige frustratie ging. Oke. Ik kreeg begrip voor dat krijsende mini-mensje.

Wat fijn! Het werd voor ons allemaal een stuk aangenamer. Benieuwd hoe dat alles verder ging?
Lees dan mijn blog: http://www.damespraatjes.nl/2014/ka-leest-oei-ik-groei