donderdag 13 februari 2014

Ka wordt getrakteerd

Ik zit net op het toilet als de telefoon gaat. “Ja, ja”, roep ik, terwijl ik mijn broek ophijs. Het is de buuf. “Ik wil niet meer dat je voor me kookt”, zegt ze streng. Hoezo? denk ik gepikeerd. Kan ik niet koken ofzo? Maar nee. Dat is het niet. “Ik moet het weer zelf doen”, zo vindt mijn oude buuf. Ik vind dat onzin. Het is voor mij geen moeite. Ze wil er niets van weten.

Niet veel later gaat de deurbel. In haar hand heeft mijn buuf mijn tupperware bakjes. “Ik heb er wat lekkers ingedaan”, glimlacht ze. Ik bedank haar hartelijk en loop linea recta naar de vuilnisbak buiten. In mijn tupperware-bakje zitten onbehouwen brokken. Brokken koek? Chocola? Ik weet het niet. Ik denk niet dat mijn buuf de intentie heeft mij en mijn gezin uit te roeien, maar toch neem ik het zekere voor het onzekere en kieper de brokken weg. Oke. Ik hoef dus niet meer voor haar te koken. Ze belt me op. “Ik wil jou en je gezin uitnodigen voor een etentje”, biedt ze vrolijk aan. Een etentje. Mijn hersenen werken als gekken. Een etentje met mijn boenders is niet heel grappig. Die houden het een kwartier vol en dan is het klaar. “Wat aardig! Weet je wat, buuf, we maken er een lunch van”, antwoord ik hinderlijk opgewekt. Ik vind mezelf briljant. Wat een Einstein ben ik. Mijn oude buuf wil gelijk een datum afspreken. Maar dat kan niet zomaar, dat moet ik met De Man kortsluiten. Ik houd de lunchboot even af, maar mijn buuf weet van geen wijken.

En zo rijden we zaterdag om twee over twaalf richting het restaurant. Mijn oude buuf gezellig tussen mijn boenders gepropt. In het restaurant pak ik een dienblad. “Nou nou, jij weet hier aardig de weg”, tuit mijn oude buuf haar lippen. Als ik richting brood loop, tikt ze me op mijn schouder. “Ho ho. Jij gaat warm eten.” Zei ze dat nou hardop? Ja hoor. Met een uitgestreken gezicht kijkt ze me aan. Ik wil helemaal geen warm eten. Ik wil gewoon een broodje. De Man heeft zijn dienblad volgeladen. Met brood. Met één oog dichtgeknepen taxeert mijn oude buuf zijn maaltijd. Ze knikt dat het goed is. “Maar jij gaat warm eten”, prikt ze net even te hard in mijn arm. Het irriteert me. Ik wil geen warm eten. En al helemaal niet in dit restaurant waar studenten er een uur over doen om een tomaat te snijden, laat staan dat ze een biefstuk voor me moeten bakken. Wederom krijg ik een helder idee. Ik neem soep. Erwtensoep. Is ook een soort van warm. Het blad van de buuf is nog steeds leeg. Ik kwak er een kom erwtensoep op. “Lekker buuf, erwtensoep. Kikker je van op”, grijns ik. Ik draag mijn oudste op twee roggebroodjes met spek te pakken. Die horen er immers bij.

Erwtensoep. Is tenslotte ook warm eten.



Naast de kom erwtensoep heeft mijn oude buuf muffins, koeken, kaasstengels en een appelgebak met heel veel noten op haar blad gezet. “Voor wie is dat dan allemaal?”, wijs ik naar haar blad. “Voor jullie. Jullie moeten goed eten.” Mijn boenders zitten na een Fristi, chocoladelolly, kaasstengel en croissantje tamelijk vol en klagen dat ze misselijk zijn. Ik krijg met moeite de erwtensoep naar binnen. Niet alleen omdat ik vol zit, maar vooral omdat ik steeds moet kijken naar het uitgespuugde hoopje spek op het bord van mijn oude buuf. “Dit krijg ik niet weg. Wat een taaie bende.” God wat ben ik blij dat ik het etentje heb kunnen reduceren tot een lunch. “Maar we gaan ook nog een keer warm eten”, waarschuwt de buuf. Voorlopig houd ik die dinerboot flink af, zo heb ik besloten.

Meer blogs lezen? Elke week schrijf ik een verse blog op www.damespraatjes.nl