“Wat een toestand hè? Lag ik maandag helemaal klaar voor de
operatie, was het te druk in de operatiekamer. Nou jaaa. Wilden ze me weer naar
huis sturen”, schudt mijn oude buuf hard haar hoofd. Ze heeft een Milka-reep
gebroken en schuift mij een beduimeld stuk toe. “Maar het was allemaal superinteressant
in het ziekenhuis hoor. Ik was daar nog nooit geweest. Ik keek mijn ogen uit.
Ik kreeg het dus voor mekaar dat ik nog een nachtje kon blijven en niet naar
huis hoefde. Ja, Bets blijft me natuurlijk niet heen en weer rijden.” Nee, Bets
is gekke Gerritje niet. “Nou, dus dinsdag was ik aan de beurt. Werd ik met bed
en al naar beneden gereden. Ik maar om me heen kijken, dus zegt die aardige
broeder ‘zal ik uw hoofdsteun wat hoger zetten, dan kunt u beter loeren’. Nee
hoor doe geen moeite, zeg ik tegen die broeder, ik heb geen bril op, ik zie
toch niets. Die broeder moest zo hard lachen, dat ie tegen de muur aanreed.”
Haar schoudertjes lachen mee.
Ik vraag haar of ze zenuwachtig was voor de operatie.
“Welnee joh. Ik was juist heel kalm. Ik denk dat ik daardoor ook bijna geen
pijn heb gehad.” Het heeft vooral geen zin daar tegenin te gaan. “Fijn. Was je
helemaal onder narcose?” Ze kijkt me aan of ik niet goed bij mijn hoofd ben.
“Welnee, ik kreeg een ruggenprik en ik zou een roesje krijgen. Ik werd de operatiekamer
ingereden, mooi daar, moooi! De chirurg gaf me een hand en ze vroeg aan de
anesthesist of ik geen roesje moest. De man keek me onderzoekend aan, tuitte
zijn lippen, gaf me een knipoog en antwoordde ‘nee’. Kon ik er mooi
bijblijven.” Mijn bewondering voor dit oude mensje groeit per minuut. Als ik
het ziekenhuis inloop krijg ik al de kriebels. En als ik wat moet laten doen,
val ik bij de gedachte alleen al zo ongeveer flauw. “De chirurg schraapte alles
uit mijn blaas weg met ja, met wat? Het leek wel zo’n ding dat je ook in de
tuin gebruikt.” Wonderlijk vindt ze vooral dat ze zag dat haar benen omhoog
lagen, terwijl ze niet wist dat ze dat hadden gedaan.
“En nu zit ik hier. Over tien dagen krijg ik de uitslag.
Voorlopig mag ik in dit zorghotel blijven. Heerlijk. Ik slaap me gek. Ik lijk
wel een marmot. Ben zo moe. Mijn broer zei dat ik een beetje moet toneelspelen
en net moet doen alsof ik het heel zwaar heb. Dan kan ik mooi wat langer
blijven. Vandaar dat ik met een rollator loop. Heb ik niet nodig, maar staat
wel interessant”, fluistert ze, bang dat het zorghotelpersoneel haar ontmaskert.
Dat ze voor elke dag die ze in dit zorghotel doorbrengt veel geld moet betalen,
vergeet ze voor het gemak.
We sloffen naar beneden, naar het restaurant. Voor de tweede
keer vandaag veert mijn buuf op. “Kijk, daar komt Bets aan.” Ah. De chauffeuse.
Bets geeft me een knokige hand. Haar wenkbrauwen zijn net even te donker
geverfd, haar gezicht behoorlijk gerimpeld. Ik haal koffie voor Bets. Kakelend
zitten de oudjes aan tafel, Bets met haar vinger in haar oor, omdat haar
oorapparaat piept. “Ik durf ‘m niet uit te doen, ik heb geen doosje bij me”, zegt
ze. Mijn oude buuf lacht. Ze pakt mijn hand. “Ik ben van plan om hier nog wel
twee weken te blijven, wil jij dan op mijn huis passen? Of belast ik je dan
teveel?” Ik grijns. Ik zwaai ter afscheid. En steek mijn duim op als mijn oude
buuf vraagt hoe het met haar kerstster gaat…
![]() |
Heb ik groene vingers of niet? De kerstster van de buuf staat er toch prachtig bij?!
Meer blogs lezen? Ga dan naar www.damespraatjes.nl daar staat elke twee weken een verse blog van mij!
|