woensdag 10 december 2014

Ka vermoordt bijna een azalea

De azalea's hebben het overleefd. Thank god.
Als ik het lege, verlaten huis van mijn oude buuf inloop, slaat de schrik me om het hart. Ik had haar zo beloofd dat ik er goed voor zou zorgen en nu staat er een opgedroogde azalea. De bloemen bruin, de aarde droog. Dat. Ik besluit de plant te reanimeren. Loop naar de keuken, zet de kraan zachtjes aan en zet de dorre plant in de gootsteen. Vervolgens doe ik een schietgebedje.

“Hoe is het met je”, vraag ik mijn oude buuf. Ik hoor een hoop gekraak aan de andere kant van de lijn. “Wacht even, ik loop even weg. Oh, moment, Ciska gaat weg. Ja. Daaaag Ciska. Leuk dat je er was hoor. Ja, heel leuk. Dag Ciska. Wat? Je tas? Oh ja, daar. Nou daaag.” Ik ijsbeer wat door de kamer. “Zo, Ciska is weg”, meldt mijn oude buuf monter, “ja, ik sta in een hoek te bellen. Gisteren zaten we aan tafel en toen werd een mevrouw gebeld en de tafelgenoten waren zeer ontstemd. Bellen doe je niet aan tafel. Dus ik dacht: ik loop maar even weg. Ze zijn hier niet zo van het bellen. Hoe is het met jou?” Hoe het met mij is?! Ik wil weten hoe het met haar is. “Goed, goed. Is de operatie goed gegaan?”, vraag ik. Uitstekend, zegt mijn oude buuf. “Zo interessant weer. En ik had geleerd van de vorige operatie: ik heb gewoon mijn bril opgehouden. Dan kan ik tenminste wat zien. Alleen het bijkomen was waardeloos. Ik lag naast een vrouw op de kamer, nou die was gewoon krankzinnig. Schreeuwde de hele tijd heel hard. Ik heb de zuster gevraagd of ze die waanzinnige een pilletje kon geven. Zo knap ik natuurlijk niet op”, ratelt mijn oude buuf. Nee. Daar knap je niet van op. “Maar na twee dagen ziekenhuis kon ik lekker naar het zorghotel. Ik blijf nu niet zo lang hoor, ik moet op tijd terug zijn voor mijn verjaardagsfeest.” Ik knik maar realiseer me dat ze dat niet ziet. Dinsdag hoopt ze weer thuis te zijn. “Heb ik eigenlijk veel post? Is de Musica gekomen?” Ik zeg dat ik dat niet weet. “Ik leg de post op een stapeltje, maar kijk er niet in, dus geen idee”, antwoord ik. “En gaat het goed met mijn azalea’s? Mooi zijn ze he?” Ik antwoord ontwijkend. Ze heeft het niet in de gaten.

Dinsdagavond laat gaat mijn telefoon. Ik schrik. Het is de buuf. “Joehoeh, ik ben er weer hoor! Kind, wat zijn de azalea’s mooi. Hoe doe je dat toch? Nou het is een zware tegenvaller om thuis te zijn. Ik werd zo lekker verzorgd in dat zorghotel he? Nou ja, ik ga zo maar naar bed. Hartelijk dank voor je chocolaatjes, die ga ik zo in bed eten. Met jullie alles goed? Zal wel he? Nou daag, daaag, bedankt hoor, heel erg bedankt.” En weg is de oude buuf.


Er valt een last van me af nu ik niet meer de zorg voor die azalea’s heb. Volgend jaar moet ze gewoon maar weer kerststerren neerzetten, die begrijp ik veel beter.