woensdag 16 maart 2016

Ka d’r voetbalboek is vol

Wat had ik deze graag verzameld...

Mijn hart zit in mijn keel. Mijn wangen zijn vuurrood. Als een hongerige wolf sta ik aan het tafeltje. Mijn oudste heb ik opdracht gegeven de pakjes open te maken en mij de plaatjes aan te geven. Mijn jongste heeft maar een taak: mij niet lastig vallen. Ik ben een vrouw met een missie. Ik moet nog maar één plaatje in het voetbalboek. Nummer 123. Dan ben ik compleet. Dan heb ik de afgelopen weken 1247 plaatjes in een voetbalboek geplakt. Zo’n 1200 kinderen  die ik heb ik ingeplakt, wonen in Hilversum, maar heb ik nog nooit gezien. Daar gaat het ook niet om. Het gaat erom dat dat boek vol is.
Niet alleen mijn eigen boek heb ik vol, ook het boek van Coach is aardig op weg. Met voetbalmoeder Valerie heb ik een hotline. Steeds weer appen we lijstjes met nummers die we nodig hebben. Een andere voetbalmoeder heeft een groepschat aangemaakt met een voor mij volstrekt onbekende moeder. Maakt niet uit! Voetbalplaatjes verbroederen. We kletsen en zuchten tegen elkaar alsof we elkaar al jaren kennen. Ik kom nergens meer aan toe. Ben al die tijd aan het sorteren. Zorgen dat mijn stapels up to date blijven.

Met mijn heup duw ik een jongetje opzij. Ik moet en ik zal 123 vinden. Driftig streep ik de plaatjes van Coach van mijn lijstje. “Verveel jij je ofzo”, snoeft hij op de app. Nee. Het is de autist in mij. Dolgelukkig word ik van een boek dat vol is. Een stapel voetbalplaatjes dat op volgorde ligt.

Mijn oudste trekt aan mijn mouw. We moeten gaan, we moeten naar de bootcamp. Ik ruk me los van de tafel. Stop nog snel een stapel plaatjes die ik nog moet uitzoeken in mijn jaszak. Mijn oudste schaamt zich kapot. Ik ken die blik. We haasten ons naar de bootcamp. Daar zit Valerie. Met haar dubbele plaatjes in de aanslag. Als ik mijn tas open doe, krijg ik een hartverzakking. Ik. Heb. Mijn. Boeken. Laten. Liggen. Op. De. Ruilbeurs. Met een bonkend hart fiets ik terug. Duw drie kinderen omver, neem een snoekduik naar het tafeltje waar ik eerder stond. Ze liggen er nog. Juichend verlaat ik de ruilbeurs.

Terwijl onze mannen burpees, push-ups en andere vermoeiende oefeningen doen, plakken wij als een geoliede machine het boek van Coach bijna vol. Thuisgekomen maak ik een verse lijst met de laatste nummers die ik nog nodig heb. Ik gooi het in de app. Het zijn er niet veel meer en het komt goed.

’s Avonds zit ik uitgeteld op de bank. Voor mij loert het zwarte gat. Maar er is ook iets van opluchting. Het ziet er naar uit dat ik mijn leven weer terug krijg. Dat ik niet meer in voetbalplaatjesnummers denk. Dat ik geen stapeltjes meer hoef te maken.

“Maar dan hebben we gelukkig nog de moestuintjes”, grijnst mijn oudste. Ik grijns terug. Daar heb ik gelukkig helemaal niets mee. Niet met het verzamelen, niet met het planten, spenen, verpotten en weet ik veel wat er allemaal bij zo’n moestuintje komt kijken.

Maar ja. Ik zei ook aan het begin van de voetbalplaatjesactie dat ik alleen de club van mijn oudste zou verzamelen……


dinsdag 26 januari 2016

Ka d’r kleinste haalt zijn C ternauwernood


 
Nee. Het ging niet van zelf dat C-diploma binnen roeien.



En? Heeft ie zijn diploma? Jazeker. Maar dat ging niet vanzelf. Oh? Maar als ze toch mogen afzwemmen dan hebben ze dat papiertje toch eigenlijk al op zak? Ja, eigenlijk wel ja. Maar er kan nog van alles misgaan.

Zo herinner ik mij nog een afzwemmertje voor B in de groep van mijn oudste. Het meisje was met geen tien paarden het bad in te jagen. Haar ouders, de badjuffen, de strengste badmeester werd zelfs van stal getrokken; geen mens kreeg het voor elkaar het kind middels een kikkersprong het water in te krijgen. Ze zette haar hakken in het zand en vertikte het. Het beeld van het gezin dat, met grote vrolijke cadeaus, het zwembad met gebogen hoofd verlieten terwijl het meisje het op een brullen had gezet, staat op mijn netvlies gebrand. Daar ging hun feestelijke dag. Gebeurt niet vaak, weet ik ook wel, maar het kan dus wel.

Goed. De ochtend voor het Grote Afzwemmen. Mijn kleinste heeft een beetje buikpijn, piept hij. Mijn ervaren oudste, expert op het gebied van afzwemmen, zegt dat dat over gaat. Dat ik ook een beetje buikpijn heb, houd ik voor mezelf. Ook ik zit niet op de wijsneuzerij van mijn oudste te wachten.

Daar gaan we. Tas vol kleding en handdoeken. Cadeaus. Mijn kleinste zit wit op de achterbank terwijl mijn oudste hem moed inpraat. “Kijk, je moet gewoon je handen boven je hoofd doen, heel diep duiken en zwemmen. Gewoon zwemmen.” Gewoon zwemmen. Mijn kleinste kijkt uit het raam.

Op het randje kijkt hij ietwat benauwd. Eerst moet hij met zijn kleren aan onder een mat zwemmen. Dat is een van zijn twee bergen. Hij wordt gematst door de zwemjuf; ze tilt de mat een beetje op. Omdat zijn jas vol water loopt, heeft hij namelijk een behoorlijke bochel op zijn rug. Vervolgens komt berg twee: negen meter onder water en door het gat naar boven. Mijn kleinste kijkt me aan, ik knipoog en knijp mijn handen fijn. Daar gaat ie. Zijn haar is al boven water. Wat? Het meisje naast hem zwemt niet door haar eigen gat maar door die van mijn kleinste. Hij kan er niet doorheen. En komt boven. Mijn hart gaat als een dolle tekeer. Nee he? Ja. Hij wordt uit het water gevist. Met een bevend lijf, zijn handen voor zijn mond gevouwen, zie ik m zijn hoofd schudden naar de juf. 

Verslagen loopt hij weer naar de kant. Hij moet nog een keer. Ik kijk om. Mijn moeder durft niet te kijken. Ik hurk voor zijn baan alsof ik hem dan door het rottige gat kan trekken. Hij kijkt me deze keer niet aan als hij erin duikt. Zijn armen langs zijn oren, hij zet af en plonst erin. Het komt uit zijn tenen. Hij ploegt door het water, op naar het gat. Zijn haar is inmiddels boven water. Na een zenuwslopende minuut plopt hij aan de andere kant van het gat omhoog. Het publiek applaudisseert terwijl mijn hartslag normaliseert.


Feest! Een rondje om het zwembad!
De rest van het afzwemmen is een eitje voor mijn kleinste. Dapper harkt hij zowel op zijn rug als zijn buik door het water, drijft als een dode zeester, watertrappelt alsof hij nooit anders heeft gedaan. De opluchting is groot als blijkt dat iedereen, ja echt iedereen, zijn C-diploma heeft gehaald. Ik pink wat tranen weg, knuffel mijn natte jongste fijn en sluit de periode zwemles af. 

Voorgoed.  

vrijdag 1 januari 2016

Ka belandt in 2016


De eerste selfie van 2016 is een feit.

Als ik in alle vroegte wakker word op de eerste dag van het nieuwe jaar, zie ik een zwik appies op mijn telefoon. “Hee Ka, gelukkig nieuw jaar of slaap je al?”  Ja. Hallo het is 1.08 uur. Wat denk je?

Ik heb me door de avond heen gesleurd. Zoals verwacht ging het tot een uur of half tien prima. Mijn oudste en jongste hadden zich ’s middags aangesloten bij een buurtgroepje jongens die alvast wat vuurwerk knalden. Loslaten, ik moet dat loslaten, herhaalde ik als een mantra. Beelden van mijn grootste bonkie met een ontplofte vinger door het vuurwerk, duwde ik weg. Loslaten, loslaten. Toen ze ongeschonden binnenkwamen, installeerde mijn oudste de app ‘Aftellen tot 2016’ op zijn tablet, zodat ik om de minuut hoorde hoe lang ik nog moest. En mijn kleinste om de seconde vroeg hoe lang het nog duurde. Ik voorzag een lange avond.

Natuurlijk keken we naar de Top2000 A gogo en keken mijn mannen met open mond naar kok Pierre Wind die op elke vraag/opmerking van Matthijs van Nieuwkerk in plat Haags ‘kickuh!’ riep. Kickuh? Deze man was nog vetter dan Jochem Meijer, besloten mijn mannen.

Ik pakte een oliebolletje en schoof deze naar binnen, om ogenblikkelijk het medicijnenblik binnenste buiten te keren. Op zoek naar een Rennie.  Mijn kleinste was inmiddels op de grond gaan zitten met een kussentje, viel langzaam om, pakte Muis stevig beet en viel in slaap. One down. Mijn oudste hield het vol, dat wakker blijven maar werd behoorlijk hyper terwijl ik langzaamaan in mijn slaapstand zakte en niet meer zo aanwezig was.

De Man zat in de stoel. Punt brie en toastjes binnen handbereik, evenals de fles Apfelkorn die op de kop af een jaar lang in onze koelkast had gelegen omdat een vriend zei op 1 januari 2015 bij ons een Apfelkorn te komen drinken. Hij is nooit gearriveerd, die vriend, en De Man tikte nu dan maar vrolijk de fles leeg.

Rummikub hebben we niet gespeeld; De Man moest hard werken op zijn virtuele boerderijtje Hay Day, mijn kleinste sliep, mijn oudste genoot van Ik hou van Holland en ik sopte de keuken. Rechtop en bewegend gedijde ik het beste.


Om tien voor twaalf ontwaakte mijn kleinste en rekte zich uit. De Man verdween in de kelder en kwam met twee champagneglazen boven. We telden af met de app van mijn oudste, namen een slok champagne en speerden naar buiten. Ik had een opleving. Sloeg de buren hard op hun schouder en wenste hen het beste. De opleving duurde twintig minuten. Ik zwaaide naar mijn mannen en kroop in bed. Ik zuchtte diep toen ik op mijn rug lag. 2016. Kom maar op. Ik ben er klaar voor.