donderdag 7 november 2013

Ka neemt afscheid

Hoewel ik al wat weken thuis boventallig zit te zijn, had ik nog niet echt afscheid genomen van mijn collega’s. Ik ben daar niet zo goed in, afscheid nemen. Ik ben nogal van het emotionele soort. Daar had ik al last van bij het televisieprogramma In de Hoofdrol, in een ver grijs verleden gepresenteerd door Mies Bouwman. Werden er allemaal familie en vrienden van een bekende Nederlander naar de studio gesleurd, en tenslotte kwam er altijd een oom uit Verweggistan die die bekende Nederlander jaren niet had gezien. Dat was in de tijd dat er geen internet maar louter postduiven waren. Steevast werd het een groot tranendal in de studio, en bij mij op de bank ook. Schaamteloos blèrde ik mee. Nog steeds ben ik snel ontroerd. Zeer onhandig want zeg nog maar eens wat mooie woorden als er een enorme prop in je keel zit en je lenzen van boven naar beneden schieten van de tranen.

Enfin. Dit afscheid, gehouden in een leuke kroeg in mijn voormalige werkplaats, was van een ander soort. Hier had ik zin in. Mijn emo-momentje had ik drie weken terug, toen ik mijn bureau op de redactie leeghaalde. Terwijl mijn collega’s, de mensen waar ik dag in dag uit mee had gewerkt, waarmee ik grappen en grollen uithaalde, lijdzaam toekeken hoe ik mijn personal things in twee big shoppers liet zakken, hoopte ik dat ik het droog zou houden. Voor mijn Gooise collega Esther had ik een cadeautje; het boek ‘Doei’ van Kakhiel. Leek me zeer toepasselijk. Dat boek ging gewoon weer mee naar huis, ik kon het niet opbrengen het haar te overhandigen zonder dat ik in snikken zou uitbarsten. Voor niemand leuk als ik zo over de gieren ben. Bovendien word ik er niet mooier van. Een rode neus, rode ogen, overal snot. Nee, ik besloot het naar Esther op te sturen. Met een knoop in mijn maag en tranen in mijn ogen, verliet ik de redactie. Dat was toen.

Nu had ik zin in het afscheid. Samen met nog drie afvalligen. Het was leuk mijn collega’s te zien en even bij te kletsen. Aan de bar zat ik met Esther te roddelen. Ik sloeg twee rosétjes achterover en vond het jammer dat ik het daarbij moest houden. Ik kreeg een doos vol persoonlijke cadeautjes van mijn ex-collega’s. Mijn opperhoofd van toen sprak mooie woorden. Met droge ogen, zelfs stralend, nam ik ze in ontvangst. Geen spoortje emotie. Ik was trots op mezelf. Ook was ik trots op Esther. Want Esther had voor mij een zeer toepasselijk cadeautje. 'Doei' van Kakhiel. Had ze al in huis toen mijn envelop op haar deurmat plofte. Sommige dingen moeten gewoon zo zijn denk ik dan maar weer.
 
Een doos vol cadeautjes van de mensen waarmee ik dag in dag uit op de redactie werkte.

Maar goed. Natuurlijk juichte ik te vroeg. Na de borrel racete ik naar mijn sportschool, op naar de spinningles. Of het nou kwam door de twee rosétjes of doordat ik rustig werd van de fietsflow, ik weet het niet. Maar de hele les lang had ik snot in mijn neus. Een snottebel die ik niet voorgoed kon ophalen. Bovendien prikten de tranen in mijn ogen. Ik haalde hard mijn neus op. Om vervolgens datzelfde snot voor mijn ogen te trappen. Emoties kruipen immers waar ze niet gaan kunnen. En dat is maar goed ook.
 
 

 
Meer blogs lezen? Ga dan naar www.damespraatjes.nl daar staat elke twee weken een verse blog van mij! 


Ka denkt na over een loopbaan

Nu ik wat meer tijd heb om na te denken, fantaseer ik regelmatig over andere beroepen. Ik kan schrijven. Verhalen. Interviews. Blogs. Misschien ook boeken, maar dat weet ik nog niet. Verder kan ik niet zoveel. Ja, ik kan wel veel, maar blink nou eigenlijk nergens in uit.

Je moet me niet in een kapsalon zetten. Die small talk de hele dag lijkt me zo dodelijk vermoeiend. “Zo. Ga lekker zitten, koffie?” Nee want dat kan ik niet drinken als jij de hele tijd aan mijn haar zit te rommelen. “Ja, lijkt me heerlijk. Zwart graag.” Kapster denkt lang na en komt dan met prangende vraag of ik nog op vakantie ga. Wanneer ik ook in haar salon zit, in januari, maart, oktober: altijd vraagt ze dat. “Nou nee hoor, ik heb geen baan, amper inkomen, dus vakantie zit er niet in”, zou ik kunnen zeggen, maar om de gesprekken voor mij ook wat aangenamer te maken, lieg ik: “Ja, ik ga vier weken naar Dubai, naar mijn eigen deel van Palm Jumeirah, die palmboom. Mijn boenders breng ik naar de nanny.” Tevreden kijk ik naar mijn hoofd in de spiegel en daarna naar die van de kapster die absoluut niet is geïnteresseerd in mijn verhaal. Ik ook niet in haar verhaal, dus dat treft. Maar goed. Die small talk is dus niets voor mij.

Wat dan? Verkoopster in een kledingwinkel? Is ook geen goed plan. Als er een achter de modetrends aan hiphopt, ben ik het wel. Sinds mijn veertiende loop ik op Palladiums. Drie jaar terug dacht ik: misschien moet ik daar ns mee stoppen, met het dragen van Palladiums. De gedachte kwam op en vertrok, en zo loop ik gewoon nog steeds op mijn Palladiums. Heerlijk. En niks een skinny over mijn eindeloze benen, gewoon eentje van Angels, type Dolly. Draag ik ook al honderd jaar en ik denk altijd maar zo: never change a winning team. Verder laaf ik mij in zwart, grijs en groen. Kortom: ik ben altijd zeer herkenbaar. Mijn kapsel is die van Nana Mouskouri; soms wat langer soms wat korter, maar heel anders is het nooit geweest. Kauwgom kauw ik wel, maar van knoertharde muziek de hele dag word ik wat onrustig. En om kledingadvies moet je me helemaal niet vragen. Weet ik veel. Trek wat aan!

Het enige wat me nog wel leuk lijkt, is werken met bejaarden. Het liefst dement. Toen ik veertien was, beunde ik bij in een Hilversums verzorgingshuis. Ik was manusje van alles op de afdeling Intensieve Verzorging. De bewoners waren niet dement, maar ze hingen er tegen aan. Ik onderscheidde mij van de verpleegsters door het dragen van een blauwe jurk, een soort zak, met riempje om mijn middel. En daaronder mijn zwarte Palladiums uiteraard. De eerste dag dat ik de bewoners, zo mocht je die toen gewoon noemen, voorzag van een kleffe boterham schrok ik me rot. Mevrouw Flipse keek mee aan, deed een laffe poging uit haar stoel te komen en klapte verrukt in haar handen. “Anne Frank is niet dood, ze is hier en brengt ons een boterhammetje.” Ik keek niet begrijpend achterom, maar kwam er vrij snel achter dat ze mij bedoelde. Ik. Anne Frank. Ja. Kan. Beiden een forse neus, bruin sluik nietszeggend haar en allebei schreven we in dagboeken. Overigens kon mevrouw Flipse dat laatste niet weten.

Die dag besloot ik mijn haar langer te laten groeien. De Palladiums hield ik aan, want zoals ik al zei: never change a winning team.
 


Dit ben ik zo'n 20 jaar geleden....
 
..... en dit is Nana Mouskouri zo'n 100 jaar geleden.
 
"Anne Frank leeft!", juichte mevrouw Flipse
Meer blogs lezen? Ga dan naar www.damespraatjes.nl daar staat elke twee weken een verse blog van mij!