Ik ben kapot. Gesloopt. Alsof ik een marathon heb gelopen.
Midden op de dag, met een bloedhete zon op mijn hoofd. Zo voel ik mij. De
waarheid is, dat ik vanaf vier uur de hapjes voor de wedstrijd heb voorbereid,
zodat ik om kwart voor zes mijn Juichpak aan kon trekken. Mijn ouders komen bij
ons de wedstrijd kijken. Mijn moeder is net zo fanatiek als ik, maar dan zonder
Juichpak. Mijn vader komt mee omdat ie zich bij tegoed kan doen aan lekkere
hapjes en een koel glaasje rosé, maar verder vindt ie het gesneden. Dat
voetbal. Terwijl ik zit te hyperen op de bank, leest hij op zijn dooie gemak de
Elsevier. In de tuin. Ver van de televisie.
De wedstrijd tegen Mexico is killing. Mijn kleinste stemt,
net als de vorige keer, voor Nederland. Mijn oudste legt mijn moeder de
voetbalregels uit. Uit fatsoen knikt ze met haar hoofd terwijl haar ogen in de
beeldbuis zijn gezogen. Mijn oudste heeft niets door. De Man is er bij komen
zitten omdat hij het zat werd steeds vanuit de tuin naar de tafel in de
voorkamer te stiefelen om een bamiblokje of kipnugget te halen. Hij nestelt
zich bij de voedertafel en als hij voldaan is, knoopt hij een goed gesprek aan
met mijn vader, die zo nu en dan wat bromt omdat ie in de Elsevier wil lezen.
He lekker hoor, van alles wat. Ben er gek op. Ja, er staat ook sla en er zijn ook wortels, ja. |
De eerste helft zit erop. Een niets-aan-de-hand-stand, 0-0.
Het kan nog alle kanten op. Maar dan, drie minuten later is alles anders. Die
Mexicanen scoren. Mijn moeder vloekt hartgrondig. Mijn oudste wijst naar haar.
“Oma, dat mag je niet zeggen. Dat is niet netjes.” Mijn moeder reageert niet.
Doet of ze hem niet hoort. Inmiddels heb ik het dessert op tafel geschoven.
Oranje donuts, oranje tompouchen, twee oranje puddingen van Mona en koffie. Mijn
kleinste ontwaakt weer uit zijn verveelbui. ‘Ik vind voetbal stohooom’,
herhaalt hij tien keer. Gewoon negeren, dat is het beste. Nadat ie een donut en
een kwak pudding met slagroom naar binnen heeft gewerkt, is ie een stuk
opgewekter. “Ik wil nog een donutje, mam.” Ik zeg dat ie nu even zijn mond moet
houden. “Als we nog een koffietje nemen, krijg jij nog een donut”, beloof ik
hem.
Ik doe een schietgebedje. “Lieve god. Laat Oranje
alstublieft doorgaan. Dat Juichpak staat me prachtig en het zou fijn zijn als
ik dat nog een paar keer aan kan. Bovendien heb ik het kinderjuichpak voor mijn
oudste nog niet eens binnen. Gun dat kind zijn lol en help. Poeier die bal in
dat goal van die Mexicanen.” Voordat ik ‘amen’ kan zeggen, schreeuw ik het uit.
Wesley Sneijder scoort. Mijn moeder juicht zo hard dat ze zich verslikt zich in
een stukje donut. Ik sommeer mijn oudste oma hard op haar rug te kloppen zodat
ik even door kan gaan met juichen, tot grote ergernis van De Man. Mijn vader
leest, alsof er niets aan de hand is, verder in zijn Elsevier. De rust is
weergekeerd. Wát? Een penalty? Voor Oranje? Ik heb het niet meer. Mijn kleinste
slentert voor het beeld. “Is het al koffietijd?”, wil hij weten terwijl
Nederland op het punt staat om een voorsprong te nemen. Ik wapper met mijn
hand. De zenuwen gieren door mijn lijf. Huntelaar, de man die de strafschop
gaat nemen, doet zijn haar goed. Logisch. Hij haalt diep adem, kiest een hoek
en geeft die bal een poeier. We schreeuwen het uit. Mijn oudste stopt zijn
vingers in zijn oren, De Man kijkt verstoord op van zijn iPad, mijn kleinste
begint alvast aan zijn donut en mijn vader, mijn vader leest gewoon door. Ik
ben kapot. Negentig minuten plus de extra tijd zijn een aanslag op mijn zenuwen
geweest.
Als mijn ouders naar huis zijn, mijn boenders in bed liggen,
De Man de afwas doet, stamp ik nog een stuk pudding naar binnen. Die heeft
Bondscoach Ka verdiend. Dik verdiend.
Meer blogs lezen? Wekelijks blog ik voor www.damespraatjes.nl