woensdag 15 januari 2014

Ka geeft een geluksplantje

De grote dag is aangebroken. De dag dat het medische vonnis van mijn oude buurvrouw wordt geveld. Aan het eind van de middag pas. Ik moet er de hele dag aan denken. Hoewel ik brand van nieuwsgierigheid, bel haar niet. Dat doe ik een dag later.

Helder neemt ze de telefoon op. Ik vraag hoe het gaat. “Uitstekend. Ik heb heerlijk gegeten. Dat gaat hier zo mooi. Ik mag ’s ochtends een lijstje invullen. Moet ik aankruisen wat ik wil eten. Nou jaaaa. Geweldig hè? Ik weet nog steeds niet of mijn verzekering een deel van mijn verblijf hier in dit zorghotel vergoedt, maar dat zal toch wel? Anders heb ik een probleem. Ik zei vanmiddag nog tegen mijn vriendin, ‘Jik”, zei ik, ‘Jik, meid, zorg dat je een potje geld achter de hand hebt. Zodat je in een zorghotel kunt. Ja, als dat nodig is natuurlijk”, giechelt mijn oude buuf. Leuk allemaal, maar dit wil ik allemaal niet horen. Als ze adem dreigt te halen, vraag ik snel: “Hoe was het bij de arts?” “Kind, uistekend. Ze hebben alles weggeschraapt en er zijn geen uitzaaiingen. Ik moet nu elke drie maanden een blaastest ondergaan. Nee, niet om te kijken of ik gedronken heb, maar in mijn blaas”, schatert ze nu. Tegen de arts had ze gezegd: “Zie je nou wel dat ik bij die tien procent hoor die geluk heeft? Ik had gelijk.” Ze had haar stoel naar achteren geschoven, de arts vriendelijk bedankt en wilde weer gaan. “Ik heb het idee dat u het allemaal een beetje bagatelliseert”, had de arts gezegd, “maar u moet zich goed realiseren dat u kanker heeft.” Ze wuifde het weg. So far so good.

Ik vraag haar waar ze oudejaarsavond is. “Hier. In het zorghotel. Ik ben zo moe namelijk, ik slaap echt heel veel. Op 2 januari kom ik naar huis. Bets haalt me, dan zetten we mijn spullen thuis, en gaan terug naar het zorghotel om daar te dineren en dan ben ik weer thuis”, deelt ze me haar programma mee. Alsof ze me verantwoording schuldig is. Voordat ik ophang, vertel ik dat haar kerstster nog steeds straalt. En er florissant bijstaat. “Kind, hoe doe je dat toch?”
De dag dat ze thuiskomt, zet ik een geluksplantje op haar tafel. De uiterst crea bea-bloemist heeft er een schoorsteenvegertje ingezet. Dit geheimzinnige kereltje uit Noord Italië droeg bijzondere kleding met een hoge hoed en zijn geheimzinnigheid maakte hem uiterst geschikt als geluksbrenger, zo weet Wikipedia. Nou, geluk kan mijn oude buuf wel gebruiken ondanks de redelijk goede uitslag.


De volgende dag bel ik aan bij mijn buuf. In mijn hand een bakje met gekookte aardappels en een bakje met bruinebonenschotel. Kan ze lekker aansterken. Vermoeid doet ze de deur open. Ik vraag hoe het met haar gaat. “Ik ben zo moe.” Ik overhandig haar de voedselbakjes. Onderzoekend kijkt ze naar de bruine bonen. “Die wil ik niet. Ik moet er niet aan denken.” Ze schuifelt naar de keuken om de gekookte aardappeltjes in de koelkast te zetten. Ik vraag maar niet wat ze daar bij gaat eten. “Buuf, ik ga weer. Als er wat is: je weet me te vinden hè?”, steek ik mijn hand op. Als ik haar tuinpad afloop, roept ze me terug. Ze drukt het schoorsteenvegertje in mijn handen. “Die hoef ik niet, is leuk voor je boenders. Hoewel die al alle geluk van de wereld hebben met zo’n moeder als jij.” Ik grijns. En vraag wat haar lievelingseten is…

Nou ja, wellicht brengt 't kereltje mij een bak geluk...
Meer blogs lezen? Ga dan naar www.damespraatjes.nl daar staat elke week een verse blog van mij!