De grote dag is aangebroken. De dag dat het medische vonnis
van mijn oude buurvrouw wordt geveld. Aan het eind van de middag pas. Ik moet
er de hele dag aan denken. Hoewel ik brand van nieuwsgierigheid, bel haar niet.
Dat doe ik een dag later.
Helder neemt ze de telefoon op. Ik vraag hoe het gaat.
“Uitstekend. Ik heb heerlijk gegeten. Dat gaat hier zo mooi. Ik mag ’s ochtends
een lijstje invullen. Moet ik aankruisen wat ik wil eten. Nou jaaaa. Geweldig
hè? Ik weet nog steeds niet of mijn verzekering een deel van mijn verblijf hier
in dit zorghotel vergoedt, maar dat zal toch wel? Anders heb ik een probleem.
Ik zei vanmiddag nog tegen mijn vriendin, ‘Jik”, zei ik, ‘Jik, meid, zorg dat
je een potje geld achter de hand hebt. Zodat je in een zorghotel kunt. Ja, als
dat nodig is natuurlijk”, giechelt mijn oude buuf. Leuk allemaal, maar dit wil
ik allemaal niet horen. Als ze adem dreigt te halen, vraag ik snel: “Hoe was
het bij de arts?” “Kind, uistekend. Ze hebben alles weggeschraapt en er zijn
geen uitzaaiingen. Ik moet nu elke drie maanden een blaastest ondergaan. Nee,
niet om te kijken of ik gedronken heb, maar in mijn blaas”, schatert ze nu.
Tegen de arts had ze gezegd: “Zie je nou wel dat ik bij die tien procent hoor
die geluk heeft? Ik had gelijk.” Ze had haar stoel naar achteren geschoven, de
arts vriendelijk bedankt en wilde weer gaan. “Ik heb het idee dat u het
allemaal een beetje bagatelliseert”, had de arts gezegd, “maar u moet zich goed
realiseren dat u kanker heeft.” Ze wuifde het weg. So far so good.
Ik vraag haar waar ze oudejaarsavond is. “Hier. In het
zorghotel. Ik ben zo moe namelijk, ik slaap echt heel veel. Op 2 januari kom ik
naar huis. Bets haalt me, dan zetten we mijn spullen thuis, en gaan terug naar
het zorghotel om daar te dineren en dan ben ik weer thuis”, deelt ze me haar
programma mee. Alsof ze me verantwoording schuldig is. Voordat ik ophang,
vertel ik dat haar kerstster nog steeds straalt. En er florissant bijstaat.
“Kind, hoe doe je dat toch?”
De dag dat ze thuiskomt, zet ik een geluksplantje op haar
tafel. De uiterst crea bea-bloemist heeft er een schoorsteenvegertje ingezet. Dit
geheimzinnige kereltje uit Noord Italië droeg bijzondere kleding met een hoge
hoed en zijn geheimzinnigheid maakte hem uiterst geschikt als geluksbrenger, zo
weet Wikipedia. Nou, geluk kan mijn oude buuf wel gebruiken ondanks de redelijk
goede uitslag.
De volgende dag bel ik aan bij mijn buuf. In mijn hand een
bakje met gekookte aardappels en een bakje met bruinebonenschotel. Kan ze
lekker aansterken. Vermoeid doet ze de deur open. Ik vraag hoe het met haar
gaat. “Ik ben zo moe.” Ik overhandig haar de voedselbakjes. Onderzoekend kijkt
ze naar de bruine bonen. “Die wil ik niet. Ik moet er niet aan denken.” Ze
schuifelt naar de keuken om de gekookte aardappeltjes in de koelkast te zetten.
Ik vraag maar niet wat ze daar bij gaat eten. “Buuf, ik ga weer. Als er wat is:
je weet me te vinden hè?”, steek ik mijn hand op. Als ik haar tuinpad afloop,
roept ze me terug. Ze drukt het schoorsteenvegertje in mijn handen. “Die hoef
ik niet, is leuk voor je boenders. Hoewel die al alle geluk van de wereld hebben
met zo’n moeder als jij.” Ik grijns. En vraag wat haar lievelingseten is…
Nou ja, wellicht brengt 't kereltje mij een bak geluk... |
Meer blogs lezen? Ga dan naar www.damespraatjes.nl daar staat elke week een verse blog van mij!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten