Schuifelend loopt ze voorbij, mijn oude buuf. Ze zwaait, ik
zwaai terug. In haar hand heeft ze een boodschappentas. “Als het 1 februari is,
wil ik dat alles weer normaal is”, zegt ze. Hoezo? “Nou dan wil ik gewoon weer
alles kunnen doen.” Ik wijs haar erop dat dat over een paar dagen al is. En dat
zo’n blaasoperatie je niet in je koude kleren gaat zitten. Ze houdt voet bij
stuk. “Zaterdag 1 februari. Klaar uit. Dan start mijn gewone leven weer. Dag
hoor”, grijnst ze.
Op naar de winkel. Soms krijg ik hartkloppingen als ik er
aan denk dat ze er niet meer zal zijn. Vanaf het moment dat we in dit huis zijn
gaan wonen, was zij er. Dat zijn van die zekerheiden die het leven zo aangenaam
maken. We helpen elkaar. Ik haar een beetje meer dan andersom, maar dat is geen
enkel probleem. Zo was ik, toen we nog maar net naast haar woonden, mijn kliko
kwijt. Hoe kan dat nou? Het is toch een nette buurt? Ik scheumde de straat af,
checkte alle klikos. De mijne was nergens te bekennen. Verdorie! De buuf zag me
voorbij lopen en vroeg zich af wat er was. “Ik ben mijn kliko kwijt. Wie heeft
daar nou aangezeten?”, brieste ik. Met grote ogen keek mijn buuf mij aan, haar
hand voor mond. “Ik”, hikte ze, “hij staat al voor je poortdeur.” Het zijn van
die straatgewoontes die je even door moet hebben. Waar je gewoon even in
ingewijd moet worden.
Ook zo iets. In onze straat staan bomen. Ik weet niet
precies wat voor een bomen dat zijn, een lijsterbes ofzo, maar er komt een
moment dat deze boom zijn besjes laat vallen. Op de dag dat het eerste besje de
stoep raakt, ontstaat er paniek in onze straat. Dan wordt het grof geschut uit
de schuur gehaald. Bezem, stoffer en blik, groene kliko. Check! En daar staan
ze dan, die buurvrouwen, te vegen alsof hun leven ervan afhangt. Normaal praten
ze om onduidelijke redenen niet met elkaar, maar die rottige besjes
verbroederen. “Wat een ellende hè? Die besjes, ik word er gek van”, zucht de
buuf van nummer 103. “Je loopt ze door je he-le huis.” De buuf van nummer 105
knikt. Ik snap er niks van. “Moet jij niet vegen?”, vraagt mijn oude buuf.
“Neuh”, mompel ik. Ik heb wel wat beters te doen dan besjes op te vegen.
Onderzoekend kijkt ze me aan. “Maar, maar, dat moet”, heft ze haar handen
wanhopig ten hemel. Ik haal mijn schouders op en steek mijn hand op.
De dag erna ligt de stoep weer bezaaid met die rode besjes.
En weer staan die buurvrouwen als zotten te vegen. Want die bomen zijn nog lang
niet leeg. Ik kijk omhoog en constateer dat het ook nog wel even gaat duren
voordat al die besjes op de grond zijn gestort. “Nou”, zeg ik, “jullie zijn er
maar druk mee, met die besjes.” Ik schop er eentje in de goot en de buurvrouwen staren mij aan.
Inmiddels heb ik mijn plekje in de buurvrouwenclan veroverd.
Ondanks dat ik weiger rode besjes van de stoep te vegen….
Dit zijn ze, die gevreesde besjes. |
Meer blogs lezen? Elke week schrijf ik een blog voor www.damespraatjes.nl
Geen opmerkingen:
Een reactie posten