Je moet me niet in een kapsalon zetten. Die small talk de
hele dag lijkt me zo dodelijk vermoeiend. “Zo. Ga lekker zitten, koffie?” Nee
want dat kan ik niet drinken als jij de hele tijd aan mijn haar zit te rommelen.
“Ja, lijkt me heerlijk. Zwart graag.” Kapster denkt lang na en komt dan met
prangende vraag of ik nog op vakantie ga. Wanneer ik ook in haar salon zit, in
januari, maart, oktober: altijd vraagt ze dat. “Nou nee hoor, ik heb geen baan,
amper inkomen, dus vakantie zit er niet in”, zou ik kunnen zeggen, maar om de
gesprekken voor mij ook wat aangenamer te maken, lieg ik: “Ja, ik ga vier weken
naar Dubai, naar mijn eigen deel van Palm Jumeirah, die palmboom. Mijn boenders
breng ik naar de nanny.” Tevreden kijk ik naar mijn hoofd in de spiegel en
daarna naar die van de kapster die absoluut niet is geïnteresseerd in mijn
verhaal. Ik ook niet in haar verhaal, dus dat treft. Maar goed. Die small talk
is dus niets voor mij.
Wat dan? Verkoopster in een kledingwinkel? Is ook geen goed
plan. Als er een achter de modetrends aan hiphopt, ben ik het wel. Sinds mijn
veertiende loop ik op Palladiums. Drie jaar terug dacht ik: misschien moet ik
daar ns mee stoppen, met het dragen van Palladiums. De gedachte kwam op en
vertrok, en zo loop ik gewoon nog steeds op mijn Palladiums. Heerlijk. En niks
een skinny over mijn eindeloze benen, gewoon eentje van Angels, type Dolly.
Draag ik ook al honderd jaar en ik denk altijd maar zo: never change a winning
team. Verder laaf ik mij in zwart, grijs en groen. Kortom: ik ben altijd zeer
herkenbaar. Mijn kapsel is die van Nana Mouskouri; soms wat langer soms wat
korter, maar heel anders is het nooit geweest. Kauwgom kauw ik wel, maar van
knoertharde muziek de hele dag word ik wat onrustig. En om kledingadvies moet
je me helemaal niet vragen. Weet ik veel. Trek wat aan!
Het enige wat me nog wel leuk lijkt, is werken met
bejaarden. Het liefst dement. Toen ik veertien was, beunde ik bij in een
Hilversums verzorgingshuis. Ik was manusje van alles op de afdeling Intensieve
Verzorging. De bewoners waren niet dement, maar ze hingen er tegen aan. Ik
onderscheidde mij van de verpleegsters door het dragen van een blauwe jurk, een
soort zak, met riempje om mijn middel. En daaronder mijn zwarte Palladiums
uiteraard. De eerste dag dat ik de bewoners, zo mocht je die toen gewoon
noemen, voorzag van een kleffe boterham schrok ik me rot. Mevrouw Flipse keek
mee aan, deed een laffe poging uit haar stoel te komen en klapte verrukt in
haar handen. “Anne Frank is niet dood, ze is hier en brengt ons een
boterhammetje.” Ik keek niet begrijpend achterom, maar kwam er vrij snel achter
dat ze mij bedoelde. Ik. Anne Frank. Ja. Kan. Beiden een forse neus, bruin
sluik nietszeggend haar en allebei schreven we in dagboeken. Overigens kon mevrouw Flipse dat laatste niet weten.
Die dag besloot ik mijn haar langer te laten groeien. De
Palladiums hield ik aan, want zoals ik al zei: never change a winning team.
Dit ben ik zo'n 20 jaar geleden.... |
..... en dit is Nana Mouskouri zo'n 100 jaar geleden.
![]() |
"Anne Frank leeft!", juichte mevrouw Flipse |
Meer blogs lezen? Ga dan naar www.damespraatjes.nl daar staat elke twee weken een verse blog van mij!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten