Mijn kleinste wordt gevoerd aan de koeien. Zijn ze gek op, die beesten. |
Vanochtend werd ik blijer dan normaal wakker. Opeens wist ik
het weer: het was vandaag Doe als een Boer-dag. Na de lunch verwachtte boer
Hans uit Haarzuilens ons; ik had ons namelijk heel hip via internet aangemeld.
Wat zou ik aantrekken? Wat had Yvon Jaspers aan als ze naar de boeren ging? Vooral
felle kleurtjes en ruitjes. Dat had ik niet. Dus hees ik mezelf in een
spijkerbroek, warm fleecevest en mijn winter Palladiums. Dat zou boer Hans
prachtig vinden, gokte ik.
Met mijn drie mannen reed ik naar Haarzuilens. Boer Hans had
een groot gedeelte van zijn weiland ingericht als parkeerplaats. We stapten uit
de auto. “Iiieeuwww”, wees mijn kleinste naar de grond, “een platgewalste
hondendrol.” Ik zuchtte. Als hij zo ook niet kon geloven dat melk uit koeien
kwam, ging ik heel hard huilen. “Dat is geen hondendrol, maar een koeienvlaai.”
Mijn kleinste keek mee aan. En zei dat het heus geen vlaai was. Zag ik kersen
en slagroom dan? Nou? Ik rolde met mijn ogen. Slalommend door de koeienvlaaien
kwamen we bij de boerderij van boer Hans.
Mijn oudste spurtte naar een tractor, hees mijn kleinste
omhoog en met veel spuug en rollende lippen waanden ze zich op de akker. Ik
vond het wel wat hebben. Niet veel later gaven ze koeien eten. Hurkten op een
klein wit Ikea-krukje om een houten koe te melken. Opeens werd het opvallend druk
in de stal. Toen ik naar buiten keek, snapte ik waarom. De regen kwam met
bakken uit de lucht. Ik hield de moed erin.
Stuurde mijn oudste naar het Campina-kraampje om vanillevla
te halen. Het regende harder. We lepelde als vier verzopen katten de papieren
bekertjes vla leeg. Keken op buienradar en zagen een bui van vier uur. We doken
de melkschuur in. En daar stond ie. Boer Hans. In een frisse grasgroene
bodywarmer. Vol passie vertelde hij over het melken. Over het vroege opstaan.
Zeven dagen per week. Over de koeien. Over de fles pepermuntolie die de uier
van de koeien stimuleerde. Ik had het koud. Ik rook geen appeltaart. Ik rook
stront en pepermunt. Ik vroeg me af of boer Hans ook wel eens op vakantie kon,
of liever gezegd: wilde. Een weekje per jaar kon best, vond boer Hans.
Toen ik de stal uit slenterde, was alles grauw en nat. Ik
sloot aan in de lange rij voor een warme wafel. Dikke druppels landden in mijn
nek. Ik rilde. Vanuit mijn ooghoek zag ik een doorweekte haan. Zijn kleurige
veren slap. Hij schudde met zijn kop. Uit mijn zak viste ik een vergeten
koetjesreep. Met zo’n romantisch blauw-witte wikkel. Mijn droom, mijn romantische beeld van het boerenleven,
spatte uiteen terwijl ik de koetjesreep op mijn tong liet smelten. Boer Hans
greep ik vast om op een sokkel te zetten. Wat een baas!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten