In plaats van rustig een boek te lezen, sta ik te scheppen als een zot in de speeltuin. |
Ik heb nog maar net mijn ogen open als mijn boenders de
hamvraag van de dag stellen: “Wat gaan we doen vandaag?” Geen idee. Eerst ga ik
lekker twee uur sporten, een bammetje eten en daarna zien we wel. Daar nemen
zowel mijn oudste als mijn jongste geen genoegen mee. “We kunnen naar de grote
speeltuin gaan?”, opper ik. Mijn oudste schudt zijn hoofd. “En dan ga jij zeker
die container langs de weg weer leeg trekken?” Ik grijns. En denk aan vorige
week. Toen we naar de grote speeltuin gingen en ik hard op mijn rem trapte toen
ik voor het huis op een chique laan een container zag staan. Vol verse en
prachtige afgedankte spullen. Een tennisracket, een glazen vaas met zilveren
voet, een vogelvoederbak en veel meer. Ik stapelde alles op in de achterbak.
Geen idee of mannen van 5 en 7 zich al schamen voor hun moeder, maar ik kan me
voorstellen dat dit zo’n moment zou kunnen zijn.
Niet naar de grote speeltuin. Dan naar de speeltuin om de
hoek? Mijn mannen veren op en juichen. Voor mij wel zo rustig. Na het sporten
gaan we. “De laatste keer dat ie op zondag open is, mevrouwtje”, knipoogt de
immer vriendelijke vrijwilliger. Ik besluit extra te genieten. Zoek een bankje
in de zon, pak mijn boek uit mijn tas. Mijn boenders hoor ik joelen.
Mijn jongste heeft al snel vriendjes gespot, een tweeling
uit zijn klas. Wat een perfecte middag. Iedereen blij. Toch? Nee natuurlijk
niet.
Mijn oudste trekt met een verhit hoofd aan mijn arm. Een van
de tweeling, ‘geen idee welke mam, want ik houd ze nooit uit elkaar’, heeft de
rode linker Crocs van mijn kleinste begraven. En nu kunnen ze m niet meer
vinden. Dat lijkt mij sterk. Het zijn dan wel geen padvinders, maar een Crocs
uit het zand vissen moet toch ook zonder dubbele knoop-diploma te doen zijn. Ik
haal mijn schouders op, lees verder. Niet veel later staat mijn kleinste naast
me te hyperen. Ik stuur m terug en zeg hem dat ie moet graven. Er zit tenslotte
een kwart Duitse genen in die twee boenders.
Mijn kleinste schept alsof zijn leven ervan af hangt. |
De tweeling heeft de speeltuin verlaten, ik breng mijn theekopje
terug en roep mijn boenders. De kleinste graaft met een geel strandschepje,
mijn oudste geeft aanwijzingen. Ik zie de ontreddering. Ik denk: dat los ik wel
even op. Maar ik kan die schoen ook niet vinden. Ik loop naar die immer
vriendelijke vrijwilliger en vraag hem een schep. Als een zot sta ik te graven.
Inmiddels heb ik een formaat van een massagraf gegraven, maar geen Crocs te
bekennen. Ik word nijdig. Hoe kan dat nou? Driftig schep ik door. Bijna wil ik
het opgeven, maar als ik het trillipje van mijn kleinste zie, besluit ik nog op
één plek te scheppen. Mijn hart maakt een sprongetje als ik het rode hielbandje
zie. Mijn oudste juicht, mijn kleinste pinkt een traantje weg en de immer
vrijwilliger is achter me gaan staan. “Zorgt u er wel voor dat het gat ook weer
netjes dicht wordt geschept.”
Ja! Daar is de Crocs! |
Terwijl mijn boenders lamlendig over de zitting van de
schommel hangen, de laatste bezoekers de speeltuin hebben verlaten, het
inmiddels al donker wordt, sta ik zwaar geïrriteerd een gat dicht te scheppen.
“Zo zie je maar mam, op zo’n laatste dag gebeurt altijd wat speciaals”, houdt
mijn oudste de moed erin. Als ik op mijn fiets stap, weet ik dat het morgen een
zware dag wordt wat spierpijn betreft. Op het programma staat dan het zwembad.
Kan nooit veel erger worden dan het opduiken van een Crocs. Hoe moeilijk kan
het zijn?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten