Op de dag dat ik 4-1 werd, speelde mijn oudste zijn eerste
voetbalpartij ever. We moesten drie kwartier voor aanvang van de wedstrijd
aanwezig zijn. Ik vond dat wat royaal maar besloot niet gelijk moeilijk te doen
en zorgde dat ik op tijd was. Mijn oudste kon niet wachten. Aangekomen bij de
voetbalkantine, meldde ik me keurig in de bestuurskamer. Kleedkamer 1,
rechterkant, bromde de man in de bestuurskamer. Ik nam, samen met mijn mede-teamleider,
de vijf giganten mee naar de kleedkamer. Daar werd het me pijnlijk duidelijk
waarom je drie kwartier voor aanvang van de wedstrijd aanwezig diende te zijn. Vijf
giganten in voetbaltenue steken vergt wat tijd, zeg maar.
Keurig in de kleertjes betraden we het veldje. Ik riep ze
bij elkaar. Liet ze hun naam zeggen, vertelde hoe mijn mede-teamleidster heette
en hoe ze mij mochten noemen. “En ik ben de moeder van hem”, wees ik op mijn
oudste, die zo trots als een aap zei: “En ze is jarig.” Een vals ‘lang zal ze
leven’ kon ik ternauwernood voorkomen door te roepen: En wat gaan we doen
vandaag? Ze keken me niet-begrijpend aan. ‘WINNEN’, vulde ik zelf in. Nog een
keer. De tweede keer ging het wel goed.
Ineens gebeurde het. De scheidsrechter floot, ik stond aan
de kant en ontpopte me als een doorgedraaide Louis van Gaal. Positief
schreeuwde ik ‘mijn’ boys naar het doel van de tegenstander. Dat we het eerste
doelpunt cadeau gaven door in het eigen goal te trappen, nam ik op de koop toe.
Ik moedigde ze aan, die giganten, zorgde ervoor dat ze bleven gaan. Het ging
goed, het stond al 5-1 voor onze jongens. Bij elk goal stierde ik als een dolle
het veld in, high fivete er vrolijk op los en werd door de voetballertjes aangekeken
of ik niet goed bij mijn hoofd was. Mijn oudste grijnsde. Hij kent me immers.
In de rust gooide ik er een peptalk tegenaan, klopte ze iets te hard op hun
kleine kleuter-schoudertjes, en hopsa, daar gingen ze weer. Snotneuzen veegde
ik af, losgeraakte veters strikte ik vakkundig. En mijn mannen, die deden wat
ze moesten doen. Winnen. No mercy. Met een keurige 9-1 verlieten we het veld.
God wat was ik gelukkig. Mijn dag kon helemaal niet meer
stuk, toen ik een grote wastas in mijn handen kreeg geduwd vol zweetsokken en
shirts. Dat dan weer wel.
Soepel door de knietjes overziet de voetballeider het veld tevreden. |
ik heb altijd genoten van je verhaaltjes in de schriftjes van de jongens! En nu kan ik blijven genieten!
BeantwoordenVerwijderen