Wat een armoe. Met grote, vermoeide poppenogen zit ik voor mijn tent. Ik heb al honderd keer ‘goedemorgen’ gemompeld.
Ons plekje is namelijk voor het wc-blok gesitueerd. Dus we zien zo ongeveer alle
campinggasten voorbij sloffen. Godzijdank hebben de eigenaren, inderdaad Nederlanders, bedacht dat er wc-papier in de toiletten aanwezig is. Ik hoef dus niet te kijken naar campinggasten die met een wc-rol
onder hun arm en met samengeknepen billen zich naar de wc haasten.
Het was dus een onrustige nacht. De boenders moesten samen
op een groot matras in de klapwagen. Dat was lachen. Vonden zij. Na een hoop
gedoe sukkelden ze in slaap. Samen met De Man zat ik voor de tent het donker in
te kijken. We besloten ook te gaan slapen. Ik stiefelde naar het doucheblok.
Poetste mijn tanden, deed mijn lenzen uit. De terugweg werd een uitdaging.
Zonder lenzen zie ik amper iets en mijn bril had ik niet bij me. Op de tast
vond ik de klapwagen. Ik kroop op het matras, zuchtte diep, wilde net de dag
even overdenken, toen ik een donderslag hoorde. Ik schoot omhoog. De donderslag
werd opgevolgd door kleinere slagen en veel licht. Vuurwerk. Knoerthard.
Huilend en badend in het zweet werd de oudste wakker. “Ik moet poehoepen”,
jammerde ie. De kleinste kroop met zijn pluizenbol uit het slaapgedeelte. De
Man stond inmiddels voor de tent in boxershort naar het vuurwerk te kijken. Ik
bleef liggen. Het had geen enkele zin te gaan kijken. Zonder lenzen zag ik toch
niets. De kleinste stuiterde alle kanten op, De Man ging met de oudste naar de
wc. Dat vuurwerk had natuurlijk met die feestdag te maken, dacht ik opeens.
De rust keerde weer. Iedereen lag op bed. Ik belandde bijna in
mijn zalige remslaap toen mijn kleinste fluisterde: “Mam. Maham. Ik moet
plassen.” Op de tast zocht ik naar het emmertje. Gierend plaste ie in het
emmertje. Ik zakte ook maar gelijk in een squat om te plassen. Terug naar bed.
Op het geluid van een groepje pratende gasten, viel ik in een onrustige slaap.
Om zes uur de volgende ochtend waren de boenders wel klaar
met dat slapen. Ik zette koffie en verheugde me op het ontbijt. Ik kwam van een
koude kermis thuis. We hadden eigenlijk niks. De planning was dat ik na
aankomst, gisteren dus, na naar een Carrefour zou gaan. Maar omdat die Belgen
zo nodig feest moesten vieren, ging dat niet door. De kampwinkel! Natuurlijk!
We liepen naar de winkel. Wat een teleurstelling. Het was heel klein en er was
bijna niets. Zelfs geen boter. Hoe moest ik dan mijn Ed & Fred-hagelslag
die ik uit Nederland had meegenomen op mijn broodje vastplakken? Toen de koffie
pruttelde, de boenders in de speeltuin speelden, het broodrooster mijn broodjes
uitspuugde wist ik het. Die Ed & Fred-hagelslag kon ik natuurlijk met de Ed
& Fred-aardbeienjam op mijn geroosterde broodje prakken. Logisch.
Ja, kamperen maakt een mens inventief. Zoveel werd mij wel
duidelijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten