“Kaatje, wat voor een schoenen neem je eigenlijk mee? Er ligt
hier nog wel sneeuw,” vraagt Eef me. Ik denk terug aan de afgelopen maanden en
hoe blij ik was dat ik mensen die er verstand van hebben hoorde roepen dat ons
klimaat verandert. Zachte winters. Geen ijs. Geen sneeuw. Geen ijzel. In
gedachten loop ik mijn schoenenverzameling langs. Mijn sneakers zijn niet
waterdicht. Mijn snowbootsen wel maar die knellen mijn fietskuiten na een uur of
vijf af. Natuurlijk. Mijn Palladiums, schoenen die voornamelijk worden gekocht
door avonturiers en reizigers. Ooit las ik dat een Franse vulkanoloog en
geoloog de schoenen droeg tijdens een vulkaanexpeditie. Dan kan ik ze dus met
gemak tijdens mijn Alaskaexpeditie dragen. Ik vink het probleem ‘schoenen’ af
en staar uit het raam.
Ik overdenk mijn reis. Eerst vlieg ik naar Seattle waar ik
twee dagen met Eef blijf. Zes jaar geleden was ik er ook, maar waren we op
doorreis en hadden nauwelijks tijd. Gaan we deze keer dunnetjes overdoen. “Oh
ja, Ka, ik geef je het adres van ons hotel in Seattle door. Kun je daar heen
gaan als ik onverhoopt niet op het vliegveld sta om je op te halen. Neem je
gewoon even zo’n shuttlebusje.” Shuttlebusje? Hoezo ben je niet op het
vliegveld? Ik ga altijd uit van het beste reisscenario. Als we een
zomervakantie boeken zie ik de stapel boeken die ik meeneem per dag slinken,
zijn mijn kinderen de hele dag de hort op, is het drie weken mooi weer, hebben
we geen last van de buren en kan ik altijd naar een schone wc. De werkelijkheid
is dat ik niet aan lezen toekom, omdat mijn jongens geen leuke vriendjes kunnen
vinden en elkaar lopen te narren, dat het vooral regent, dat buren steeds maar onzinnige
weerpraatjes willen maken en dat de schoonmaker op zijn dooie gemak het
sanitair zuivert op het moment dat ik heel nodig naar de wc moet. Positief als
ik ben weet ik gewoon dat Eef op het vliegveld staat als ik gesloopt maar
gelukkig land. De versie dat ik doodmoe en met afhangende schoudertjes wanhopig
naar mijn vriendin zoek duw ik weg. Zo zal het niet gaan.
“Ha mam, had je al gehoord dat er een Boeing 737 in Ethiopië
is neergestort,” vraagt Tommie als uit school komt en zijn rugzak naar mijn hoofd
slingert. Ik vang de tas op en Tom slaat zijn armen om me heen. “Jouw vliegtuig
stort toch niet neer?” bibbert hij in mijn oor. Ik duw m zachtjes van me af en
kijk in zijn donkerbruine ogen. Ik schud mijn hoofd. En beloof hem dat mij niet zal overkomen. “En je weet,”
steek ik mijn vinger in de lucht, “belofte maakt schuld.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten