dinsdag 12 maart 2019


Nog acht dagen….

“Kaatje, wat voor een schoenen neem je eigenlijk mee? Er ligt hier nog wel sneeuw,” vraagt Eef me. Ik denk terug aan de afgelopen maanden en hoe blij ik was dat ik mensen die er verstand van hebben hoorde roepen dat ons klimaat verandert. Zachte winters. Geen ijs. Geen sneeuw. Geen ijzel. In gedachten loop ik mijn schoenenverzameling langs. Mijn sneakers zijn niet waterdicht. Mijn snowbootsen wel maar die knellen mijn fietskuiten na een uur of vijf af. Natuurlijk. Mijn Palladiums, schoenen die voornamelijk worden gekocht door avonturiers en reizigers. Ooit las ik dat een Franse vulkanoloog en geoloog de schoenen droeg tijdens een vulkaanexpeditie. Dan kan ik ze dus met gemak tijdens mijn Alaskaexpeditie dragen. Ik vink het probleem ‘schoenen’ af en staar uit het raam.

Ik overdenk mijn reis. Eerst vlieg ik naar Seattle waar ik twee dagen met Eef blijf. Zes jaar geleden was ik er ook, maar waren we op doorreis en hadden nauwelijks tijd. Gaan we deze keer dunnetjes overdoen. “Oh ja, Ka, ik geef je het adres van ons hotel in Seattle door. Kun je daar heen gaan als ik onverhoopt niet op het vliegveld sta om je op te halen. Neem je gewoon even zo’n shuttlebusje.” Shuttlebusje? Hoezo ben je niet op het vliegveld? Ik ga altijd uit van het beste reisscenario. Als we een zomervakantie boeken zie ik de stapel boeken die ik meeneem per dag slinken, zijn mijn kinderen de hele dag de hort op, is het drie weken mooi weer, hebben we geen last van de buren en kan ik altijd naar een schone wc. De werkelijkheid is dat ik niet aan lezen toekom, omdat mijn jongens geen leuke vriendjes kunnen vinden en elkaar lopen te narren, dat het vooral regent, dat buren steeds maar onzinnige weerpraatjes willen maken en dat de schoonmaker op zijn dooie gemak het sanitair zuivert op het moment dat ik heel nodig naar de wc moet. Positief als ik ben weet ik gewoon dat Eef op het vliegveld staat als ik gesloopt maar gelukkig land. De versie dat ik doodmoe en met afhangende schoudertjes wanhopig naar mijn vriendin zoek duw ik weg. Zo zal het niet gaan.

“Ha mam, had je al gehoord dat er een Boeing 737 in EthiopiĆ« is neergestort,” vraagt Tommie als uit school komt en zijn rugzak naar mijn hoofd slingert. Ik vang de tas op en Tom slaat zijn armen om me heen. “Jouw vliegtuig stort toch niet neer?” bibbert hij in mijn oor. Ik duw m zachtjes van me af en kijk in zijn donkerbruine ogen. Ik schud mijn hoofd. En beloof hem dat mij niet zal overkomen. “En je weet,” steek ik mijn vinger in de lucht, “belofte maakt schuld.”


Geen opmerkingen:

Een reactie posten