 |
De beheerder van de camping verstaat de kunst van het maaien van het gras. |
Tijdens de vakantie ben ik druk met het in de gaten houden
van andere campinggasten. Want dat kan ik namelijk heel goed. Daar ga ik
uitgebreid en goed voor zitten. Het leukste zijn zij die aankomen. Stram en
vermoeid uit de auto stappen. Met hun handen in hun zij heel snel de omgeving
scannen. Ik wist allang dat er verse kampeerders in aantocht waren, omdat de
eigenaar van de camping het gras met zijn tractor maaide. Voor de rest heb ik
de beste man niet gezien of gehoord. Zijn taak was duidelijk zwijgend het gras
maaien. Een praatje maken met de gasten? Welnee, er moet worden gewerkt. Het
gras moet kort.
Aan de overkant van het veld is vers bloed gekomen. Met een
caravan. Met een klein meisje. “Goh, wat leuk dat die opa en oma met hun
kleinkind kamperen he?”, stoot ik De Man aan. Hij bromt iets. Niet veel later
huppelt er ook een jongetje rond. Zo, dapper van die grootouders, hoor, met
twee kleinkinderen kamperen. Als oma naar de wc moet en dus onze kant op
hobbelt, zie ik dat ze helemaal niet de oma is, maar de moeder. Opa die dan
waarschijnlijk geen opa is, holt oma die geen oma is, achterna met een wc-rol.
Zij weten nog niet dat er wc-papier aanwezig is. Omdat dit echtpaar nogal fors
is en bovendien op elkaar lijkt, krijgen ze van ons de bijnaam de TwinTowers. Het zoontje van de TwinTowers
wordt niet veel later het beste vriendje van mijn kleinste. Het kan verkeren.
’s Avonds komt er een dikke BMW met vouwwagen het veld
oprijden. Ik ga er lekker voor zitten. Uit die dikke bolide stappen een
verveeld meisje van een jaar of twaalf en een klein meisje van ik gok twee jaar
uit. Dan stapt hij uit. Een grote kerel met krullend haar en een hippe bril.
Een kek gekleurd fleecevest, een afritsbare broek en kaplaarzen. Zij is perfect
opgemaakt, een blonde paardenstaart en geheel in het zwart gekleed. Haar
parmantige hakjes zakken diep in het sompige gras. Ze laten de boel de boel en
wandelen weg. Het begint iets harder te regenen. Na anderhalf uur komen ze
terug.
Hij, we noemen hem Emiel, staat met zijn handen in zijn zij
naar de vouwwagen te kijken. “Die vouwwagen is van haar ouders geweest”,
wijsneust De Man, “hij houdt niet van kamperen, maar doet het voor haar. Nieuwe
liefde, kan nog een hoop hebben.” Zij begint met het vouwwagen-opzetten-proces.
De kleinste loopt te dreinen, het oudste meisje kijkt nog steeds verveeld. Als
wij naar bed gaan, is Emiel nog steeds druk met het opzetten van zijn tent.
Als ik de volgende dag mijn eerste bak koffie inschenk,
kruipt Emiel uit zijn vakantieverblijf. Hij zucht. Zet zijn handen boven zijn
billen, leunt achterover. Die heeft slecht geslapen, constateer ik. Hij
stiefelt naar de wc. Ik hoor het geklepper en zie dat hij op Tommy
Hilfiger-slippers loopt. Niet veel later kruipt zij uit de klapkar. Een soepele
lange zwarte broek, een strak truitje. Geen bh. Nog steeds haar hakjes aan en
perfect opgemaakt. Hoe doet ze dat, vraag ik me af terwijl mijn wallen nog druk zijn met langzaam
doch gestaag de aftocht blazen. Ze hobbelt naar de wc. Emiel komt net terug.
“Poppetje! Daar ben je! Je hebt helemaal geen wc-papier nodig. Dat hebben ze
gewoon hier”, juicht Emiel. Als Poppetje lacht, zie ik barstjes in haar
make-up. Uiteindelijk zijn we allemaal gewoon maar mensen. Zeker op een camping
in de Ardennen.